FLORIS VAN DEN BERG – Moderne veehouderij veroorzaakt landschapspijn in het kwadraat

08-08-2018 17:53

 

”Nature has introduced great variety into the landscape, but man has displayed a passion for simplifying it. Thus he undoes the built-in checks and balances by which nature holds the species within bounds.”

 

– Rachel Carson

 

De grutto is in 2015 gekozen tot nationale vogelsoort van Nederland. Het is een weidevogel met een lange snavel die tot kort geleden veel voorkwam in het Nederlandse weidelandschap. Sinds de millenniumwisseling gaat de gruttopopulatie door veranderende veeteeltmethodes zo snel achteruit dat de vogel met uitsterven wordt bedreigd. We hadden beter de duif of de gans kunnen kiezen als nationale vogel, dan een vogel die er waarschijnlijk binnenkort niet meer is in Nederland. De grutto is de Nederlandse panda, maar dan met een lagere aaibaarheidsfactor. Een van de problemen is dat het weidelandschap in hoge mate wordt geïndustrialiseerd en het kruidenrijke gras vervangen wordt door Engels raaigras waar geen andere gewassen tussen groeien. Het landschap is een strakgetrokken groen landschap met een zeer lage biodiversiteit. Door de moderne geïndustrialiseerde landbouw is er nu meer biodiversiteit in de stad dan op het platteland.

Maar die grutto kan me niks schelen, waar het om gaat is dat de moderne landbouw niet duurzaam is en dieronvriendelijk is. Het voortbestaan van de grutto is daarbij secundair. Focussen op de grutto is als kijken naar de vinger die naar de maan wijst.

Journalist Jantien de Boer schrijft voor de Leeuwarder Courant. Zij populariseerde de term landschapspijn die trekvogelecoloog Theunis Piersma introduceerde om zijn emoties over de dramatische visuele metamorfose van het platteland van natuurinclusief naar industriële landbouw aan te duiden. Het is ‘een gevoel van weemoed over ons landschap, dat onherroepelijk verandert door de industrialisatie.’ Wat hem raakt is: ‘Die vreselijke stilte. Er was niets dat bewoog op die egaal groene vlakte’. Haar artikel over landschapspijn bracht grote commotie teweeg. Ze besloot op onderzoek te gaan en te gaan praten met de verschillende betrokkenen (stakeholders). In haar boek Landschapspijn. Over de toekomst van ons platteland doet zij verslag. Het boek raakt een gevoelige snaar, in 2018 beleeft het boek uit 2017 reeds de vijfde druk.

Door het verdwijnen van de vogels heerst er stilte op het platteland. Die stilte brengt het boek Silent Spring van bioloog Rachel Carson in herinnering die in 1962 waarschuwde dat door het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen, destijds het populaire wondermiddel DDT, er negatieve ecologische neveneffecten optreden die de biodiversiteit drastisch doen afnemen. De lentes zouden stil zijn zonder getjilp van vogels en zonder het gezoem van insecten – de stilte die Piersma zo’n pijn doet. Het boek Silent Spring is een voorbeeld van self-denying prophecy, althans gedeeltelijk. Het boek zorgde voor een verbod op DDT en het regulering van bestrijdingsmiddelen zodat de ergste problemen voorkomen werden en de stille lente (nog) niet kwam. In Nederland zien wij echter de afgelopen decennia een intensivering van de landbouw, onder andere door het opheffen van het melkquotum in 2015. Raaigras, mestoverschot, bestrijdingsmiddelen, drainage, allemaal leiden ze tot de neergang van biodiversiteit waaronder een dramatische vermindering van weidevogels.

De Boer praat ook met melkveehouders en het zijn deze boeren die de meest interessante (filosofische) vragen opwerpen. Het zijn er vier:

1) ‘Er is helemaal niks illegaals aan wat ik heb gedaan.’ (p. 20).

Is alles moreel toegestaan wat de wet niet expliciet verbiedt? Het is niet moeilijk in te zien dat slavernij ook al moreel verwerpelijk was toen het nog legaal was. Ethiek heeft prioriteit boven de wet. Het kan zijn dat er wetten zijn die moreel niet door de beugel kunnen. De behandeling van niet-menselijke dieren is er een van en het schade toebrengen aan de natuur en daarmee aan mogelijkheden voor toekomstige generaties een andere. Het is niet zo dat dit esoterische of academische kennis is. Kennis over milieuvervuiling en dierethiek is ruim voorhanden, ook in de mainstream media. Het houden van melkvee is weliswaar niets illegaals, maar wel iets immoreels en wel op twee vlakken, ten eerste het instrumentele behandelen en doden van koeien en ten tweede brengt een moderne veehouderij op grote schaal ecologische schade mee, waarvan het uitsterven van de grutto een symptoom is.

2) ‘Waarom zou je het platteland niet mogen veranderen?’

Vraagt een boer zich af terwijl hij erop wijst dat verandering van alle tijden is. Maar niet alle verandering is gelijksoortig. Zo kun je een stad moderniseren, maar ook platbombarderen. Het lijkt mij cynisch om beide vormen van verandering schouderophalend gelijk te stellen.

3) Van wie is het landschap eigenlijk?

Vraagt een boer zich af. Is het land van de boer en mag die er binnen de grenzen van de wet alles mee doen wat hij wil of behoort het toe naar de burgers die het landschap willen ervaren, of aan toekomstige generaties? Het landschap wordt bepaalt door wat boeren doen, maar het is meer dan dat. De overheid heeft na de Tweede Wereldoorlog door ruilverkaveling het landschap ingrijpend veranderd. Door EU-subsidie op intensieve landbouw verandert het landschap nog meer. Maar wie is er verantwoordelijk voor het landschap en aan welke criteria moet het landschap voldoen? Landschapspijn getuigt van een emotioneel criterium dat botst met het economisch criterium.

4) ‘Al die burgers met landschapspijn, waar kopen die eigenlijk hun zuivel?’ (p. 74)

Interessant is hoe er al van uitgegaan wordt dat mensen zuivel kopen – het percentage veganisten is ook ontstellend klein. Maar de melkveehouder heeft een belangrijk punt: in de supermarkt kiezen veel mensen voor goedkoop terwijl ze tegelijkertijd voor duurzaamheid zijn, of in ieder geval een mooi landschap willen om in te verpozen

De boers blik is kortzichtig op het eigen landschap gericht. Maar de moderne veehouderij is niet alleen desastreus voor het Nederlandse landschap, ook leidt ze tot grootschalige ontbossing doordat veevoer als mais en soja uit onder andere Zuid-Amerika wordt geïmporteerd. Dit is landschapspijn in het kwadraat.

Een bodemonderzoeker merkt op: ‘De intensieve landbouw is de pest voor de bodem.’ Een van de redenen is dat de mest op wettelijk voorschrift in de grond geïnjecteerd moet worden, wat het leven in de grond, zoals de wormen, aantast. Ook is het landschap gedraineerd zodat de zware landbouwmachines over het land kunnen rijden. Het platteland is een groene woestijn, een agro-industrieel complex waaruit de natuur verdreven is.

Landschapspijn is een ingewikkeld probleem met een verrassend eenvoudige oplossing: als we veganist zouden worden dan zouden er geen veehouderijen nodig zijn. Dat is niet helemaal waar, want als heel Nederland veganistisch wordt, dan rest de export van de dierlijke producten. Als Nederland serieus werk zou willen maken van duurzaamheid, dan moet de veehouderij geheel worden afgeschaft. Natuurlijk moeten de boeren geholpen worden bij het zoeken naar ander emplooi.
Wat ervoor in de plaats moet komen?
Een combinatie van natuur en natuurinclusieve biologische landbouw met verschillende soorten biologische landbouw, waaronder permacultuur. Dat zijn oplossingen die ver buiten de verbeeldingshorizon van de geïnterviewden liggen – en dat is het probleem.

Jantien de Boer wil iedereen te vriend houden en conflict vermijden. Maar het probleem is te groot om conflicten te vermijden. Als we conflict-aversief blijven, worden de problemen alleen maar groter. Het roer moet drastisch om. Het grote conflict is noch met de boeren, noch met FrieslandCampina, noch met de overheid, noch met milieuorganisaties. Het grote conflict is met onszelf. Hoe willen wij leven? Hoe willen wij dit land en het landschap achterlaten aan onze kinderen, kleinkinderen en verder? Hoe meer we doorgaan met business as usual des te groter de schade wordt en des te moeilijker het zal zijn om alles terug te draaien en het landschap te herstellen.

Iedereen in het boek – van beleidsmaker, boer, manager bij FrieslandCampina tot filosoof en journalist – staat volledig in het carnistische paradigma, terwijl dat paradigma zelf het probleem is. Carnisme betekent het aanvaarden van het idee dat mensen dieren voor welk doel dan ook mogen gebruiken. Dat er überhaupt een moreel probleem met veeteelt zou kunnen zijn, komt helemaal niet aan bod. Heel af en toe komt dierenwelzijn aan bod. Boeren doen er halfslachtig wat aan omdat de consument het wil. Ze doen het dus ook voor de consument en niet voor het dier. Zo liet een boer koeien voor het eerst sinds zes jaar (!) naar buiten de wei in omdat consumenten dat graag willen. Het is niet te bevatten dat iemand het in zijn hoofd haalt om koeien zes jaar lang op stal te houden! We moeten niet uit het oog verliezen dat koeien melk geven voor hun kalf, maar dat het kalf bij de moeder wordt weggehaald. Als het kalf een stier is en dus geen melk kan geven wordt het opgefokt voor vlees. En melkkoeien worden wanneer hun melkproductie afneemt ook geslacht.

Landschapsecologen kunnen zich opwinden over het verdwijnen van de grutto of de hommel en geven daarmee blijk van emotionele betrokkenheid, hun harten zijn echter steenkoud wanneer het gaat om de veeteelt. Ook de ecologen doen in hun leven gewoon mee met het probleem, door het consumeren van dierlijke producten. Het zullen misschien biologische producten zijn, maar ook biologische koeien worden gescheiden van hun kalf en worden geslacht.

Landschapspijn is een woord dat veel teweegbrengt en emoties hoog doet oplopen. Maar de olifant in de kamer, het carnisme, wordt angstvallig vermeden. Liever bekommeren we ons om de grutto, onze panda’s op een paaltje, dan dat we inzien dat wij zelf het probleem zijn.