VPRO’s Tegenlicht problematiseert de toekomst van Rotterdam

29-10-2018 13:52

Screenshot Tegenlicht (VPRO)

Hans van Willigenburg schreef deze zomer de recensies over Zomergasten. Dat smaakt naar meer, vindt ons van TPO. Daarom vanaf nu geregeld TV-recensies van zijn hand. Maar daar hebben we wel uw hulp bij nodig want hij doet het niet gratis. Daarom een vriendelijk verzoek: Doneer aan Hans van Willigenburg! 

VPRO’s Tegenlicht is een NPO-programma waarvoor ik me suf zou demonstreren of twitteren als het in gevaar zou komen. ‘De andere kant op kijken’ is in de journalistiek nooit een verkeerde eigenschap en in dit Trump-tijdperk, waar zogenaamde ‘topjournalisten’ op dagelijkse basis bezig zijn hun obsessie met één enkele machthebber bot te vieren (tot en met zijn half mislukte bedavontuurtjes aan toe), is deze houding misschien nóg meer te waarderen. Hup Tegenlicht, dus! Iets anders is of er telkens ook werkelijk iets te ontdekken valt als je de andere kant op kijkt. Dat is altijd afwachten. Je kunt wel naar een vergeten land afreizen of een vergeten groep in beeld brengen, maar of dat nieuwswaardige impact oplevert, is, nogmaals, ongewis. Tegenlicht lost dat vaak op door uit de ongetwijfeld enorme hoeveelheden materiaal te proberen een rode draad te destilleren, deels via de selectie van de beelden en deels door geleerde praathoofden dingen te laten zeggen, die het beeldmateriaal van haar willekeur moet ontdoen. Gisteren, bij de uitzending over, jawel, de opkomende ‘superdiversiteit’ in Rotterdam was de functie van het praathoofd toebedeeld aan Malique Mohamud. Volgens Tegenlicht, en wie weet zichzelf, te kwalificeren als ‘stadmaker’; een titel die, als je erover nadenkt, niet alleen de krachten van Malique te boven gaat, maar in feite voor iedere sterveling een te grote jas is – wie ‘maakt’ in hemelsnaam in zijn eentje ‘een stad’?

De Tegenlicht-uitzending van gisteren trachtte de kijkers in te peperen dat er een ‘nieuwe realiteit’ in Rotterdam aan het groeien is (nou ja, dat deden dan vooral de praathoofden, de op straat geïnterviewde Rotterdammers leken zich van de veronderstelde kentering niets aan te trekken), een realiteit die als etiketje de naam ‘superdiversiteit’ mee kreeg. Voor een gymnasiumklas legde een allochtone socioloog met pijlen, blokken en cirkels uit wat ‘superdiversiteit’ precies inhield. Gelet op de lauwe reactie uit de klas vol leerlingen met een migratieachtergrond, hadden zij wellicht sneller dan de socioloog zelf door dat het hier eerder een term betrof die sociologen werk moest gaan bezorgen (‘is jullie organisatie wel “superdivers” genoeg? ik kan daarin adviseren voor 100 euro per uur’) dan een begrip waar ze zelf in het leven iets mee zouden opschieten. De rode draad in deze uitzending bleek sowieso te zijn dat de straatinterviews met de veelal allochtone (maar ook autochtone) Rotterdammers puur, echt en goudeerlijk waren, maar dat de duiders, onder leiding van Malique Mohamud, er een ideologische draai aan gaven, die vooral de duiders zelf goed leek uit te komen. Illustratief voor ‘het gat’ tussen de ‘echte’ Rotterdammers en de duiders was het door Mohamud geïnitieerde protest tegen het beeld van ‘oorlogsmisdadiger’ en ‘discutabel figuur’ Piet Hein, waar zelfs een ongetwijfeld welwillende cameraman of -vrouw niet meer van wist te maken dan wat losse groepjes hangjongeren, die zonder spandoek of gebalde vuist, en wie weet onder lichte dwang van Mohamud, niet meer deden dan zich ophouden in de buurt van het verguisde standbeeld. Een ander komisch moment was de scène waarin dezelfde Mohamud een groepje Amerikaanse studenten ging uitleggen hoe ‘schizofreen’ de Rotterdamse realiteit was en, middenin een straat die aan de ene kant duur en opgeknapt was en aan de andere kant goedkoper en meer verwaarloosd, slechts vlakke blikken terug kreeg. ‘Hoezo schizofreen? Dit is het paradijs, man,’ zag je ze denken.

Wie bij deze Tegenlicht door de ideologische oneliners ‘heen keek’ zag vooral veel om blij en optimistisch van te worden! Veel van die in Rotterdam verzamelde personen met 206 verschillende nationaliteiten bleken in stilte dromen te hebben en talenten te ontwikkelen, ongeacht de ‘kantelmomenten’ van al die sociologen en stadmakers. Ronduit ontroerend was de betrokkenheid bij en de identificatie met de eigen buurt. En de ogenschijnlijke bereidheid om door etnische grenzen heen elkaar te hulp te schieten, indien nodig. Zonder het ideologische sausje van Malique ‘witte-Nederlanders-moeten-integreren-in-de-multiculturele-samenleving’ Mohamud zou je deze uitzending naadloos kunnen inzetten voor Rotterdam-promotie. Maar Mohamud begreep haarfijn dat je als ‘stadmaker’ of soortgelijke verbinder annex sjamaan in de sociale sector pas naam maakt als je met de nodige aplomb een probleem poneert – de ‘witte instituties’ –, ook al kwam dat zogenaamde probleem niet veel verder uit de verf dan dat de HipHopClub zich op subsidieniveau (nog) niet kon meten met het Rotterdams Philharmonisch Orkest of andere gevestigde namen.

Laat ik tot slot voor mezelf spreken, als blanke Rotterdammer. Afgaand op de signalen uit Tegenlicht, en rekening houdend met het kitschgehalte ervan (waar waren de scheldende en sissende straatboefjes?), lijkt me het werkelijke probleem van de stad niet de hortende of te trage metamorfose tot ‘superdiverse stad’ (die metamorfose zal geleidelijk en onvermijdelijk zijn), maar, nog steeds, de schrijnende armoede in 010, waar tienduizenden kinderen kansloos opgroeien. Wat zou het fijn zijn als de verbindende en activistische talenten van Malique Mohamud en collega’s de vinger meer op die zere plek zouden leggen, in plaats van het al of niet alcohol schenken door een trendy buurtcafé en het eindeloos zemelen (verdienmodel!) over wat ieders ‘identiteit’ nu precies is.

In het werkelijke leven is het nog steeds zo dat voor je toekomt aan de vraag ‘Wie ben ik?’ je eerst de vraag ‘Waar eet ik van?’ opgelost wil hebben. Bij dat laatste vraagstuk zit het échte probleem van Rotterdam.