Recensie

David Bowie en dood zullen nooit in één zin thuishoren

25-01-2019 19:36

David Bowie wordt weleens omschreven als een muzikale kameleon. Het is een poging om de diversiteit in het werk van de zanger nader te duiden. Eerlijk gezegd heb ik zelf Bowie nooit beschouwd als iemand die verschillende gedaantes aanneemt. Voor mij is hij vooral een schrijver van liedjes, een gewéldige schrijver van liedjes. Zo iemand als Bob Dylan. Je zou kunnen zeggen dat Bowie en Dylan zich bezighouden met popmuziek. Tegelijk onttrekken ze zich aan de hardnekkige dynamiek ervan. Want ja, net als Dylan wijkt Bowie vaak af van een songstructuur die herkenbaar is en experimenteert hij met zinconstructies en teksten. En evenals bij Dylan zijn geen twee albums van Bowie hetzelfde. Maar is Bob Dylan ooit een kameleon genoemd?

Wat Bowie zo goed maakt is zijn nimmer aflatende gevoel voor melodie en de manier waarop zo’n melodie samengaat in zang en muziek. Dan zijn er de cadeautjes die een nummer nog sterker maken. Neem Moonage Daydream. Halverwege, volkomen onverwacht, is er een zomaar een opstapje in de vorm van instrumentaal tegenmelodietje met piano en blaasinstrumenten. Dat Bowie van de liedjes en de melodieën is laat hij al vroeg in zijn carrière horen. Luister nog eens naar zijn debuut uit 1967.

Mijn eerste echte kennismaking met David Bowie vindt enkele jaren later plaats, in 1976. Daarvoor heb ik op de radio wel eens de hit Space Oddity gehoord, maar heb ik geen flauw idee wie de zanger is. Een aflevering van Toppop (wekelijks tv-programma met de nieuwste hits) brengt daar verandering in. Te zien is een clip uit een Amerikaanse soulshow. Tussen de dansers staat een wat vreemd ogend heerschap: blauw pak, broodmager, de gelaatstrekken bleek, het haar lichtrood. In die tijd creëert hij het artistieke alter ego ‘thin white duke’. Golden Years is een liedje dat nogal bescheiden wordt gezongen maar dat stiekem wel soepel swingt. “Run for the shadows, run for the shadows”.

Vanaf dat moment zal ik David Bowie blijven volgen. Dat is niet zo moeilijk want hij is alomtegenwoordig in het verloop van de jaren zeventig. En zeker aan het begin jaren tachtig, wanneer hij een gigahit scoort met Let’s Dance. Nadien blijven de hits steeds vaker uit, evenals de normaal gesproken hoge kwaliteit van zijn werk. Gaandeweg raakt hij steeds meer uit het zicht van de aandacht. De enkele platen die onregelmatig verschijnen worden schouderophalend begroet. Ook ik laat ze deels aan mij voorbijgaan.

Wie ze kritisch beluistert ontdekt dat op sommige albums Bowie op twee gedachten hinkt. Fantastische songs tegenover zwakkere broeders die dus samen niet van plan zijn er een afgeronde albumvorm van te maken. Hunky Dory (1971) wordt alom geprezen, met name dankzij de prachtige hymne over ontsnappen aan het dagelijkse leven, Life On Mars? Op mij komt het als geheel net iets te onsamenhangend over, onder andere door die akoestische liedjes op kant twee. En wat moeten we met een Beatlescover op funk- en soulplaat Young Americans (1975)?

Meer twijfel bij Diamond Dogs (1974). Nummers die opeens iets anders gaan doen. Het Rolling Stones-achtige Rebel Rebel tegenover songs die bijna theatraal gaan klinken. Ook Scary Monsters uit 1980 heeft mij nooit kunnen bekoren. Het gitaarspel van Robert Fripp overheerst zodanig dat je niet weet of Bowie met een song bezig is of met een experiment. Hoogst eigenzinnig is Lodger (1979). Wederom verwijzend naar van alles maar zonder duidelijke richtingaanwijzer: reggae, new wave, een slotsong die deels is gebaseerd op Sister Midnight van Iggy Pop. Uiteraard zijn er de bekende klassiekers. Platen waarop alles samenvalt wat Bowie zo goed maakt. Een ander geluid, de wisselende thematiek, en altijd onmiskenbaar David Bowie, de man die zijn eigen genre is geworden.

Schok. Op 8 januari 2016 verschijnt Blackstar. Achteraf, ja achteraf, laat de plaat zich beluisteren als een kroniek van een aangekondigde dood. Het eerste album waarop David Bowie niet op de hoes staat afgebeeld. De sfeer is duister, grimmig, rusteloos. Dit is muziek die Bowie niet eerder maakte. Dit is muziek die geen enkele andere popartiest eerder maakte. Ongrijpbaar, de nadruk op jazzachtige ritmes. Een zwarte ster, maar wel eentje die schittert. Wat op het moment van verschijnen niemand weet is dat Bowie afscheid heeft genomen. Van het leven, van ons. Dat laatste maakt het extra tragisch want iedereen heeft zijn of haar eigen David Bowie. De zanger zingt met een intonatie die we niet eerder van hem hoorden. Kwetsbaar, een tikje onvast en diep zuchtend vlak voordat hij begint aan de song Tis A Pity She Was A Whore.

De afloop is bekend. Twee dagen na de release overlijdt hij aan de gevolgen van kanker. Dit zijn z’n laatste woorden:

“Seeing more and feeling less / Saying no but meaning yes / This is all I ever meant / That’s the message that I sent. I can’t give everything / I can’t give everything / Away.”

De artistieke nalatenschap van de zanger is zo uniek dat de woorden David Bowie en dood nooit in één zin zullen thuishoren. Een commentaar onder een Youtubefilmpje van Space Oddity: “Waarom zeggen mensen dat David Bowie is? Hij is niet dood. Hij is er eindelijk in geslaagd naar Mars af te reizen.”