In communisme geloof ik niet, maar ik denk wel dat er iets is

18-04-2019 15:53

Op een feestje zit ik met wat politieke vrienden van de andere kant van het politieke spectrum en we hebben het over de vrije markt. Hoe we erop komen weet ik al niet precies meer. Mijn rechtse vrienden praten vol lof over de verworvenheden van het marktkapitalisme. Ik proef dat ze mij proberen uit de tent te lokken en op een gegeven moment is het zover, ik breek. Voorzichtig prevel ik, op mijn meest genuanceerde toontje, dat ik mij afvraag of momenteel de vrije markt nog wel zo goed is in het scheppen van welvaart en of ze wel in staat is om grote uitdagingen zoals honger, armoede en klimaatverandering het hoofd te bieden. Hap! Nu ik heb gehapt kan ik niet meer terug.

Het volgende uur spendeer ik met mijn rug tegen de muur terwijl ik het ene naar het andere ‘communistische’ regime naar mijn hoofd krijg. Van het gelegenheidsargument ‘Venezuela’ tot aan ‘100 miljoen doden’, niks is te gek om het gospel van de vrije markt te verdedigen. Dat terwijl ik mij juist zorgen maak over hoe diezelfde vrije markt, die ons zoveel heeft gebracht, onder druk staat. Alleen door openlijk over haar tekortkomingen te spreken, kunnen we oplossingen voor de markt bedenken.

Om een beeld te krijgen van de reden waarom het marktkapitalisme misschien niet langer de belofte van vooruitgang nakomt is het belangrijk om te kijken naar de voorwaarden waaronder het dat wel doet. Een ideale vrije markt kenmerkt zich door een vrij speelveld van ideeën. De bedrijven van vandaag moeten vrezen voor de ideeën van morgen en dat houdt ze scherp. Een goed onderlegde consument straft ze immers genadeloos af als er ergens anders iets beters te vinden is. In dit essay wil ik de aandacht vragen voor drie manieren waarop dit fundament momenteel ondermijnd wordt.

Ten eerste is de markt een stuk complexer geworden en verkleint dit de macht van de consument. Het verschil tussen het brood van twee lokale bakkers is voor de meeste consumenten goed te beoordelen. De prijs van het brood en de smaak zullen vaak doorslaggevend zijn en als de klant echt wil weten wat er precies in zijn brood zit dan staat de bakker zelf in de winkel en is het eenvoudig te vragen. Dit is echter een stuk lastiger als het om het verschil tussen de laatste smartphones van Huawei en Samsung gaat. Ik ben geen technisch wonder dus voor mijn aanschaf ben ik aangewezen op het advies wat ik in de winkel krijg, maar het product wat ik consumeer begrijp ik eigenlijk niet echt. Sommige bedrijven maken hier dankbaar misbruik van met suggestieve of misleidende reclames. Zo doet het merk ECOstyle vermoeden duurzaam bezig te zijn, maar verkoopt ze plofkipvlees aan huisdiereigenaren en sjoemelen autofabrikanten met software omdat het goedkoper is om een beter product te faken dan om daadwerkelijk vooruitgang te boeken.

Ten tweede wordt het gelijke speelveld in de markt ondermijnd. Veel kosten die gemaakt worden tijdens de productie van producten worden afgewenteld op de samenleving waarin zij tot stand komen. Dit zijn daardoor eigenlijk verkapte subsidies. Zo zijn er veel bedrijven die grote milieuschade aanrichten, maar het bonnetje daarvoor declareren bij de overheid waar ze opereren. Ook andere vormen van schade worden zelden doorgerekend. Meer dan de helft van de Nederlandse kledingbedrijven plaatst haar productie nog steeds in landen waar het risico op kinderarbeid ‘extreem groot’ is. Wie betaalt de kosten voor al die kinderen die kansarm zijn gebleven doordat ze niet naar school konden? Echt niet Marks & Spencer voor wie Syrische vluchtelingen in fabrieken worden uitgebuit in een vorm van moderne slavernij. Deze schade vindt niemand terug op het prijskaartje in de winkel. Om nog maar te zwijgen over de directe subsidies die competitie ondermijnen. Op het gebied van energie vangt de fossiele sector bergen directe en indirecte subsidies waardoor elk alternatief een ware Mount Everest moet beklimmen op competitief te zijn.

Ten derde (en tenslotte) wordt er ook aan de macht van de consument getornd doordat bedrijven steeds groter worden. Grote multinationals zoals Unilever hebben hebben duizenden bedrijven onder hun hoede. Dit zorgt ervoor dat bijvoorbeeld zowel het ‘goede’ product als het ‘slechte’ product geregeld onder dezelfde organisatie vallen. Hiermee wordt een bedrijf maar zeer beperkt ‘gestraft’ door een klant die kiest voor een ander product. Bovendien vormen deze grote agglomeraties van bedrijven een bedreiging voor opkomende bedrijven omdat deze structuur slechte producten de mogelijkheid geeft om te concurreren terwijl ze eigenlijk niet winstgevend zijn. Deze producten liften dan mee op de infrastructuur van de multinational. Bepaalde productieprocessen raken locked in en de vooruitgang stagneert.

In conclusie heeft onze huidige vrije markt niet meer de belofte die het ooit had. De macht van de consument is door de toenemende complexiteit van de markt en de steeds groter wordende bedrijven afgenomen. Veel kosten worden niet beprijsd en er bestaan veel indirecte subsidies waardoor schadelijke of slechtere producten geregeld een voordeel hebben op de markt.

Het is belangrijk om het debat te blijven voeren over hoe wij onze markt structureren zonder daarbij te verzanden in de achterhaalde discussie van communisme tegen kapitalisme. Marktkapitalisme werkt immers enkel op papier.