I.M. Jean Vanier: een heilige van deze tijd

08-05-2019 20:37

In 1992 verbleef ik een drietal dagen in de gemeenschap L’Arche nabij de Franse stad Compiègne. In deze gemeenschap wonen mentaal gehandicapte mensen samen met zogenaamde assistenten. De eerste vestiging werd door Jean Vanier gesticht in 1964. Dinsdag 7 mei is Vanier op 90-jarige leeftijd overleden.

In Arche verdienen stafmedewerkers en assistenten allen het minimumloon. Zij leven gewoon samen met de mentaal gehandicapten. Zij delen hun leven vierentwintig uur per dag, jaar in jaar uit. Elke wooneenheid is één groot gezin waar lief en leed met elkaar worden gedeeld. Jean Vanier, die voorheen hoogleraar filosofie was en een telg van de Canadese aristocratie – zijn vader was gouverneur-generaal van Canada -, had vijftig jaar geleden een radicale beslissing genomen. Hij haalde twee zwaar mentaal gehandicapte mannen uit een instelling om samen met hen in een huisje te gaan wonen. Dit initiatief is ondertussen uitgegroeid tot een netwerk van 152 gemeenschappen in 37 landen.

Dit bezoek was voor mij een van de meest ontroerende en mooiste momenten van mijn leven. Hoe komt het dat een groep aan tafel kwijlende mensen met wie nauwelijks of helemaal niet een gesprek is te voeren, mij zo in de ban kon brengen? Ik had na die dagen zelfs het gevoel dat het echte leven zich daar afspeelde, ver van de wereld die hen had verstoten.

Wie met deze mensen in contact komt, wordt getroffen door hun belangstelling voor de anderen als persoon. Zij komen spontaan naar je toe en vragen: “Wie bent u? Wat doet u? Wanneer komt u terug?”. Zij zijn meteen aanhankelijk en trekken je mee om te tonen waar ze mee bezig zijn. Het is een verademing om mensen te ontmoeten die vreugde beleven aan het gewone samenzijn.

Een van de assistenten had jaren als ingenieur een topfunctie gehad in een multinational. Via via vernam ik dat een andere assistent telg was van een immens rijke adellijke Belgische familie. Alle assistenten in L’Arche hadden hun privé leven opgeofferd om zich volledig in te zetten voor de meest verstoten mensen in onze samenleving. Waarom? Van wie ging het appel uit om die keuze te maken? Nergens heb ik zoveel vreugde gezien en belangstelling voor elkaar. Frappant was dat zwakzinnigen die in instellingen in een soort dwangbuis rondliepen omdat ze te agressief waren of in het openbaar seksuele handelingen pleegden, in L’Arche tot rust kwamen en een tevreden leven leidden. Zelfs een jongen die vanaf zijn geboorte doof en blind was lag met een glimlach in de armen van een van de assistenten.

L’Arche bewijst dat een wereld mogelijk is waar de mensen tevreden zijn met wat ze hebben. Waar niemand aandacht tekort schiet. Waar de drang om steeds meer en meer te bezitten is verdwenen. Waar de mensen elkaar opzoeken om gewoon te genieten van het samenzijn. Deze gemeenschap is in een notendop een maatschappij waar geen tekorten zijn, voor niemand, maar ook geen overvloed. In zo’n maatschappij vinden we als het ware de essentie van menselijke leven terug: er zijn voor de Ander.

Dit is geen pleidooi voor een softe of naïeve levenshouding, al kan het zo lijken in het licht van onze consumptiemaatschappij. Het gaat veeleer om een bevrijding. Levinas heeft het over een bevrijding uit de geslotenheid van het ik. Dit wil zeggen: een bevrijding uit onze natuurlijke neigingen. In plaats van steeds meer ruimte, bezit en macht voor het ik op te eisen, in plaats van het eigenbelang voortdurend voorop te stellen, in plaats van ons te willen terugtrekken in zelfgenoegzaamheid, kunnen we ervoor kiezen ons onbaatzuchtig in te zetten voor de Ander.

Waarom? Omdat de Ander een appel doet op mij. Ik word als het ware uitverkozen om mijn verantwoordelijkheid op te nemen. Ik ben allerbelangrijkst voor de Ander. De Ander richt zich tot mij en dat is precies wat in L’Arche plaatsvindt: de totaal afhankelijke mentaal gehandicapte, die vanuit de wereld gezien mij niets te bieden heeft, maakt de assistent tot de allerbelangrijkste figuur in zijn leven. De gehandicapte geeft de diepste zin aan het leven van de assistent. Uiteindelijk is het enige dat ons leven de moeite waard maakt, de vrij genomen beslissing om antwoord te geven op het appel van de Ander en ons leven aan hem te wijden. Net zoals redders die hun leven willen geven om een mijnwerker te redden. Dit is in zekere zin de omgekeerde wereld: de mentaal gehandicapte is niet zozeer diegene die onze zorg behoeft, maar hij is een mens die ons oneindig veel te bieden heeft: namelijk menselijk te zijn.

Als de zelfopoffering zo duidelijk het meest zinvolle is wat in een mensenleven mogelijk is, dan is het vreemd dat die opoffering niet al ons gedrag inspireert. Waarom worden de mensen zo weinig bezield door het meest zinvolle? Waarom geven ze onvoldoende gehoor aan het appel van de Ander? In zekere zin valt dit laatste best mee: de meeste mensen zijn bereid onbaatzuchtig te geven aan wie honger lijdt, mensen in nood te helpen of de zwakkeren in onze samenleving bij te staan. Ook zijn onze sociale voorzieningen bedoeld om een antwoord te geven aan het appel van onze naasten. Jaarlijks worden miljarden besteed aan de zorg voor onze zieke, gehandicapte en bejaarde medemensen.

Onze samenleving is duidelijk geïnspireerd door het appèl van de Ander.

Aan de andere kant is het wel zorgwekkend dat de baatzucht de wereld zo in haar greep houdt, waardoor het functioneren van onze sociale voorzieningen in het gedrang komt. Een pijnlijk voorbeeld is het extreem hoge salarisniveau van directeuren of voorzitters van de Raad van Bestuur van zorginstellingen. Terwijl het de normaalste zaak van de wereld zou moeten zijn dat zorg verstrekt wordt door geëngageerde vrijwilligers die tevreden zijn met een modaal inkomen. Directeuren van ziekenhuizen en medische specialisten zouden, gezien de aard van hun beroep, niet meer mogen eisen dan het modale loon. Omdat redders in de mijn hun leven zullen riskeren, betalen wij hen geen exuberant loon. De kosten van de reddingsoperatie kunnen torenhoog zijn, maar er zullen altijd genoeg mensen zijn die op vrijwillige basis en gratis die operatie willen uitvoeren.

Hetzelfde zou moeten gelden voor de farmaceutische industrie. Vanuit ethisch oogpunt (wat is het andere oogpunt?) zou het de normaalste zaak van de wereld moeten zijn dan deze industrie geen winstoogmerk heeft en dat de werkers en directieleden een gelijk loon hebben. De aandeelhouders zouden vervangen moeten worden door schenkers die een deel van hun vermogen ter beschikking stellen van de bedrijven die actief zijn op het terrein van de zorg. Dit lijkt me de normale gang van zaken in een wereld die de Hobbesiaanse natuurtoestand heeft overstegen.

De politici maken zich grote zorgen over de gevolgen van de vergrijzing en de exponentieel stijgende kosten van de gezondheidszorg. De oplossing wordt gezocht in hogere pensioenbijdragen en verhoging van het eigen risico bij de ziektekostenverzekering. Dit zal echter uitlopen op een catastrofe. Steeds minder jongeren zullen moeten betalen voor steeds meer ouderen en de zieken- zorg wordt onbetaalbaar voor velen. Alleen de wijsheid van de ethiek biedt hier een uitweg: zorg voor zieken en ouderen is een privilegie en geen baan.