Achtergrond

Interview: Kunstenaar Christine Hahn over New York eind jaren zeventig ‘In die tijd wilden we kunst afbreken’

22-08-2020 15:10

Christine Hahn

Christine Hahn zat er midden in toen eind jaren zeventig in New York de tegendraadse muziek, die ook wel no wave werd genoemd losbarstte. Gebaseerd op tegendraadse, weerbarstige klanken en stuurse ritmes, duurde de stroming niet lang maar werd wel invloedrijk. De muziek was eigenlijk een ontkenning van rockclichés. Hahn trad op met Kim Gordon, componist en gitaarnoisepionier Glenn Branca en werkte samen met kunstenaar Martin Kippenberger. Later trad ze toe tot de Duitse new wave groep Malaria! Nadien ontwikkelde Hahn zich van grafisch ontwerper tot beeldend kunstenaar.

Vanuit haar woonplaats vlakbij New York laat ze via de mail weten dat de omstandigheden met betrekking tot het coronavirus nog relatief meevallen. “Voor mij persoonlijk heeft het op dit moment niet zo veel effect. Ik heb thuis of online kunnen werken. Een paar dagen geleden had ik een Zoom-ontmoeting met mijn oude band, Malaria! We plannen een veertigjarig jubileumconcert en zullen een paar maanden online repeteren. Ik heb wel plannen om in het voorjaar naar Europa te gaan, en ik hoop dat we weer kunnen reizen en liveconcerten kunnen geven.”

Omdat je een kunstenaar bent die werkt met verschillende materialen en  onderwerpen, voelt het alsof je werk moeilijk vast te pinnen is.

“In het begin van mijn carrière vond ik dat ik heel goed moest zijn in bepaalde dingen en een vaste identiteit moest hebben. Ik denk dat het gebeurde toen ik naar New York verhuisde, want daar, toen je iemand ontmoette, was de eerste vraag die ze stelden ‘wat doe je?’ in plaats van ‘hoe gaat het?’. Of ‘waar kom je vandaan?’. Dus onmiddellijk probeerde ik mijn identiteit te vinden, ook al was ik jong en bezig van alles uit te zoeken.”

Begin twintig was Christine Hahn toen ze in New York ging wonen, in een  gehuurd appartement voor 135 dollar per maand. Geld verdiende ze als medewerkster op de advertentieafdeling van een plaatselijke krant. Ze ontdekte dat je geen professioneel muzikant hoefde te zijn om muziek te kunnen maken. Het waren vooral jonge, opkomende kunstenaars die actief waren onder het motto: geef een instrument aan een interessant iemand en ze zullen er iets spannends meedoen.

“Gelukkig vond ik een groep kunstenaars met wie ik me kon identificeren die in verschillende disciplines actief waren. Of ze gingen naar de filmopleiding en speelden ook in een band, of ze gingen naar de muziekschool en begonnen met schilderen. Dus toen ik muziek begon te maken nadat ik voor grafisch ontwerper had gestudeerd, was de overgang gemakkelijk. Dat was erg bevrijdend.”

Het New York van toen bleek in artistiek opzicht een vruchtbare voedingsbodem. Veel artiesten die destijds begonnen behoren inmiddels tot gevestigde namen in de popmuziek en beeldende kunst. Ramones, Talking Heads, kunstenaars als Jean Michel Basquiat en Cindy Sherman. Ook de latere filmregisseur Jim Jarmusch hing vaak rond in CBGB, het epicentrum van de Amerikaanse punk en new wave. Hahn beseft dat ze deelgenoot was van iets bijzonders, iets vernieuwends.

“Hoewel het allemaal ‘analoog’ was, was die tijd een soort voorloper of voorspelling van de toekomst. Ik bedoel nu kun je met een computer of zelfs een telefoon zoveel verschillende dingen doen. Wat het werk in de jaren zeventig waardevol maakt, is dat het in zekere zin concreet, tastbaar en primitief was. Mensen verbinden zich tegenwoordig met de gemoedstoestand  van die periode, met de experimentele en kruisbestuivende aspecten ervan.”

“In die tijd wilden we kunst afbreken tot iets fundamenteels en iets nieuws creëren. In de kunst werd veel commentaar gegeven en het verleden opnieuw vorm gegeven, d.w.z. de ironie van het postmodernisme. Muziekstijlen werden zo opgeblazen: gitaarsolo’s van twintig minuten, meerdere overdubs en dergelijke. We probeerden om weer vanaf nul te beginnen. Dat gevoel van rebellie was zo ingrijpend en diepgaand, die ‘kill your idols’-mentaliteit.”

Dat laatste viel ook te horen bij een van de belangrijkste groepen: The Static. Hahn achter de drumkit, doordringend roffelend als weerwoord op het hoekige gitaarspel van Glenn Branca en bassiste en latere fotografe Barbara Ess. Een voorbode op de dwarse rock van Sonic Youth dat zou uitgroeien tot de bekendste band uit de zogeheten No Wave scene.

Hoe ben je eigenlijk in contact gekomen met Glenn Branca?

“Barbara en ik wilden een band beginnen. Ze ontmoette Glenn en kwam met hem naar een van onze repetities. De persoonlijke en muzikale chemie was geweldig onder ons drieën. Glenn zat op dat moment in Theoretical Girls, maar we wilden graag dat hij ook met ons zou spelen. Daarna voegden we gitarist Paul McMahon toe. Die band noemden we Daily Life. We speelden nogal wat in de stad: in The Kitchen, Max’s Kansas City, CBGB’s, zelfs bij de beruchte Artists Space-concerten die Brian Eno bijwoonde en die het verzamelalbum No New York en de term No Wave voortbrachten.”

Wat vond je zelf van de muziek die je met The Static maakte?

“Glenn was heel specifiek over wat hij wilde. Het kostte veel oefening om alles als vanzelfsprekend te laten klinken, tot het punt waarop we muzikaal echt samen konden spélen. Onze repetities waren als orkestrepetities, geen rockjams. The Static werd zeer gerespecteerd en leidde natuurlijk tot Glenns latere gitaarsymfonieën. Ik was een van de gitaristen van de band waarmee hij toen optrad in Max’s Kansas City.”

Tijdens een Europese tournee in 1979, waarbij The Static ook ons land aandeed, ontmoette Hahn in Berlijn Martin Kippenberger. Het enfant terrible van de Duitse kunstwereld. Kippenberger was van mening dat elk onderdeel van het leven interessant genoeg was om er iets anders van te maken. Een groot aantal van zijn schilderijen zijn intussen miljoenen waard. De Duitser, die op zijn 44ste overleed aan leverkanker, geldt als invloedrijk en tegendraads.

“Onze laatste stop was in Berlijn, waar we speelden in SO36. Hij was een van de eigenaren van de club en bood ons een plek aan in zijn flat, of ‘Büro’ zoals hij het noemde. Hoe dan ook, tussen hem en mij klikte het gewoon. We hebben de hele nacht gekaart in een kleine kneipe in Kreuzberg. Later, toen ik terugkeerde naar New York, nam Kippy contact met me op en stelde voor om samen te werken. Hij was nog nooit in de VS geweest en kende praktisch geen Engels en ik geen Duits, dus samenwerken was soms behoorlijk grappig. We maakten een kunstmagazine en een plaat. De samenwerking met Kippenberger was uniek. Hij werkte als een duivel en feestte ook als een duivel. Hij was een inspirerend, charismatisch en genereus persoon. Ik mis hem nog steeds.”

Voordat Kim Gordon bekend werd als zangeres van Sonic Youth, was ze net als zoveel anderen in New York beginnend kunstenaar. Na het bijwonen van een optreden van The Static nam ze contact op met Hahn om samen iets te gaan doen. Dat werd het eenmalige project CMK.

“Kim was net vanuit Los Angeles naar New York verhuisd. Miranda Stanton, een gezamenlijke vriendin zat ook in de band. Hoewel we veel repeteerden, speelden we niet veel. Ik wou dat we dat meer hadden gedaan. Kim ontmoette in deze periode Thurston (Moore, gitarist Sonic Youth, red.) voor het eerst. Ik herinner me hoe opgewonden ze over hem was.”

Als je terugkijkt op deze tijd en op de verschillende mensen en bands waarin je hebt gespeeld, wat gaf je toen de meeste persoonlijke voldoening? Heeft deze periode ook jou als kunstenaar en persoon beïnvloed?

“Elke stap en ervaring was uniek en belangrijk. Ik vond het ook heerlijk om terug te keren naar de beeldende kunst. De ervaringen met de bands gaven me veel vertrouwen in het nemen van risico’s en het ontdekken wie ik was als kunstenaar. Maar de eerste band heeft een speciaal plekje in mijn hart. Ik genoot van het karakter van het werken met The Static om muziek te maken die als cruciaal en vernieuwend werd erkend. En Malaria! vanwege de glamourachtige factor en het blijvende belang voor de Duitse muziek. Ik kan geen andere vrouwenband bedenken die klonk zoals wij, niet voor die tijd en ook niet sindsdien.”

Opvallend was dat veel groepen in die tijd sowieso vaak uit vrouwelijke muzikanten bestonden.

“Ja, ik vond het geweldig dat vrouwen in bands zaten die instrumenten bespeelden, bands leidden, liedjes schreven en niet alleen zangeressen waren voor mannelijke muzikanten.”

Je hebt trouwens een Duits klinkende achternaam. Heb je Duitse voorouders?

“Ja, aan mijn vaders kant. Mijn moeders kant was Iers. Dus ik ben erg praktisch en erg emotioneel!”

Luister je nog naar nieuwe muziek?

“Ik moet zeggen dat ik momenteel vaak luister naar oude dingen waarmee ik ben opgegroeid, en naar wat mijn vrienden momenteel doen. Ik vind het geweldig dat iedereen nieuwe muziek blijft maken. Ik heb altijd een eclectische smaak gehad, maar nieuwe geluiden interesseren me het meest en mijn favorieten veranderen naargelang mijn stemming. De laatste tijd luister ik veel naar Xeno & Oaklander, spacy, coole elektronica.”

In de Bundeskunsthalle in Bonn is momenteel de tentoonstelling Double Lives te zien. Over kunstenaars die muziek maken en muzikanten die kunst maken. Diverse kunstwerken van Hahn worden er getoond, evenals bijdragen van Marcel Duchamp, John Cage en Yoko Ono.

Hahn: “Ik ben zo blij dat dit fenomeen is ‘gecodificeerd’, is vastgelegd. Mijn generatie heeft daar volgens mij een grote bijdrage aan geleverd.”