Opinie

Radicale islam bestrijden: laat overheid in elk geval niet de polarisatie aanwakkeren

02-11-2020 13:12

Screenshot van Collectif Contre l'Islamophobie en France

Met de onthoofding van Samuel Paty en de onthoofding in Nice staan moslimextremisme en de radicale islam weer op de politieke kaart. Partijen buitelen over elkaar heen met het bereiden van hun politieke stokpaardjes waarmee zij graag mensen tegen elkaar opzetten en uitsluiten. Waar ze makkelijk even overheen stappen is dat fanatisme, radicalisme en extremisme niet exclusief verbonden zijn aan bepaalde etnische, culturele, religieuze of politieke bevolkingsgroepen. Tegelijk met de opkomst van de radicale islam zagen we bijvoorbeeld de ontwikkeling van gewelddadig separatisme en van rechtsextremistische groeperingen, waarvan laatstgenoemde zich laten leiden door vergelding en witte suprematie. Beiden gevaarlijk en ongewenst.

Maar wat betreft het geloofsfanatisme, de radicale islam en moslimextremisme kunnen we niet anders dan constateren dat dit een groot probleem is voor onze open westerse samenlevingen, waar we eenvoudigweg niet omheen kunnen, ook in grote steden zoals Utrecht niet. Op 18 maart 2019 had Utrecht nog te maken met een aanslag in de tram, met vier doden en zes gewonden tot gevolg. De schutter, Gökmen Tanis, verklaarde dat hij de Nederlandse rechtspraak niet erkent, maar alleen de sharia. Maar ook hier zien we dat het genuanceerd ligt. Hoewel Tanis verklaarde dat hij de aanslag had gepleegd voor zijn god, was hij al een bekende van de politie voor enkele minder geloofsgerelateerde zaken zoals verkrachting en fietsendiefstal.

Niet alleen Utrecht is of kan het doelwit worden van extremistisch geweld. Na de aanval in Nice op 29 oktober jongstleden werd het duidelijk dat ook in Nederlandse steden zoiets kan gebeuren. Het dreigingsniveau staat op het moment van schrijven op drie  van de vijf. Dus niet alleen in Utrecht, maar ook in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en andere grote steden is het een reële mogelijkheid dat weer iemand een gruwelijke poging doet.

Er moet worden opgemerkt dat de radicale islam en moslimextremisme niet alleen een groot probleem zijn voor de bevolking met een westerse achtergrond, maar ook voor de moslimgemeenschap. Die laatstgenoemde zucht namelijk onder personen die ‘meer doen dan wat wenselijk is, waardoor ze het voor zichzelf en voor anderen moeilijk maken’. Voor dit fanatisme bestaat een Arabische term, ‘al Ghuluw’. De gevolgen van dergelijk gedrag zijn samenlevingen en gemeenschappen waarbinnen mensen tegenover elkaar komen te staan in plaats van naast elkaar, met het risico van extreme uitwassen in de vorm van geweld. Het is stellig de vraag hoe dit probleem getackeld kan worden. Hoe voorkomen we dat mensen radicaliseren en mogelijke extremisten worden? En hoe pakken we extremisten aan?

We lijken hier als samenleving niet de goede stappen te zetten, we zijn reactief in plaats van pro-actief. Radicalisering en extremisme komt veelal voort uit frustratie, een gevoel van achtergesteldheid. Vaak zien we dat een persoon, onder invloed van deze frustratie, zich isoleert in een sociale omgeving waarin dezelfde frustraties leven, zonder de ruimte voor zelfkritiek of reflectie, maar ook erkenning vanuit die geïsoleerde sociale omgeving. Uit de praktijk blijkt dat één van de effectiefste manieren om extremisten te deradicaliseren is om hen te confronteren met andersdenkenden en ze uit hun bubbel te halen.

De aangewezen groep om dit voor elkaar te krijgen is niet de overheid, maar in dit geval de moslimgemeenschap, in de vorm van ouders, moskeeën en jongerenorganisaties, het maatschappelijk middelveld en scholen. Er gebeuren al heel veel goede dingen, maar extra inzet op transparantie en dialoog zou kunnen helpen om alle vormen van radicalisering en extremisme een halt toe te brengen. Maar ook de scholen kunnen helpen door de dialoog aan te blijven gaan over bijvoorbeeld de vrijheid van meningsuiting, verschillende opvattingen over waarden en normen, over democratie, etc. Dit uiteraard met wederzijds respect en argumentatie.

Belangrijk in de dialoog is dat hierbij de vrijheid van de ene partij de vrijheid van een andere partij niet belemmert of inperkt. De overheid dient dergelijke initiatieven van maatschappelijke organisaties, van geloofsgemeenschappen en onderwijsinstellingen te ondersteunen. Daarnaast kan de politiek de polarisatie tussen bevolkingsgroepen proberen de kop in te drukken. Helaas lijkt dat de laatste tijd een utopie. Laten we dan in ieder geval een overheid hebben die polarisatie niet aanwakkert.