Politiek

De meest adequate definitie van retorica bestaat uit slechts twee woorden: goed spreken

11-12-2020 18:42

Een moreel kompas.

De meest adequate definitie van retorica bestaat uit slechts twee woorden. Retorica is goed spreken. Goed spreken impliceert namelijk allereerst dat er effectief gecommuniceerd wordt. Want het behoort tot de opdracht of taak van de spreker om effectief te communiceren en het vervullen van een taak is goed. Effectief communiceren omvat bovendien helder en duidelijk en dus consistent en waarheidsgetrouw spreken. Bovendien impliceert goed spreken fraai en aantrekkelijk spreken. En ook dit behoort tot de retorica. Retorica omvat als welsprekendheid zowel schoon als aangenaam spreken.

Ten derde impliceert goed spreken in de zin van bijvoorbeeld ‘goed over iets of iemand spreken’ goedgezind spreken. Goedgezind spreken is een vorm van ethisch verantwoord, deugdzaam en dus in morele zin goed spreken. Goed spreken is zo beschouwd dus ook moreel goed spreken. Bovendien behoort in algemene zin het morele tot de betekenis van het goede. Het goede is altijd al eveneens een ethische categorie. Maar dan verwijst goed spreken in inclusieve zin inderdaad mede naar moreel goed spreken. Precies omdat spreken als veelomvattend begrip in tegenstelling tot bijvoorbeeld rekenen of timmeren niet slechts één enkele nauw omschreven louter instrumentele vaardigheid bepaalt, is het gerechtvaardigd om voor de duiding van goed spreken ook de morele betekenis van het meerzinnige begrip ‘goed’ in het spel te brengen. Net zoals het inbrengen van het morele gerechtvaardigd is wanneer we ons bijvoorbeeld afvragen wat in inclusieve zin goed denken is, wat het betekent om een goed mens te zijn of wat een goed leven behelst. Verder vereist goed spreken goed denken. Wie niet goed denkt kan niet goed spreken. En omdat denken ruim opgevat moreel geladen en niet louter instrumenteel is, brengt het moreel goed zijn van goed denken zo dus ook het moreel goed zijn van goed spreken met zich mee. Al met al is de redenaar dus in zijn hoedanigheid van goed spreker altijd eveneens moreel goed. Met misleiding of het verbergen van de waarheid heeft retorica dan ook niets te maken. En dit niet “per decreet” maar secundum naturam.

Tenslotte sluit goed spreken geen enkele sprekerscontext uit. Het kan gaan om spreken voor een klein of groot publiek of tijdens een gesprek met een of meerdere andere gesprekspartners. Het kan zelfs gaan om een hoogst individueel innerlijk gesprek met jezelf. Zo wordt met die ene maximaal minimale definitie van slechts twee woorden het gehele veld van de retorica ineens bepaald en volledig bestreken.

Nu heeft de traditie altijd geleerd dat de waarachtige redenaar een moreel goed mens is. Deze stelling vinden we zowel bij de grote klassieke oratoren als bij de grote klassieke theoretici van de retorica zoals Gorgias, Socrates, Aristoteles, Cicero en Quintilianus. Geen van hen beargumenteert echter dat ware redenaars moreel goed zijn. Men eist het eenvoudigweg en neemt het vervolgens op in de definitie van retorica. Hierboven stel ik echter geen eisen. Ik stop op voorhand het moreel goede niet in de definitie van retorica. Moreel goed zijn is immers niet al “analytisch” vervat in het concept van goed spreken.

Wat ik wel doe is precies wat de traditie nooit heeft gedaan. Ik beargumenteer op grond van bepaalde wijsgerige intuïties dat de redenaar moreel goed is. Deze conclusie is dan ook niet louter analytisch. Het betreft een a priori synthetisch oordeel over de werkelijkheid. En dit is niet onbelangrijk. Wie zoals de traditie slechts eist dat de waarlijke redenaar moreel goed is en dit eenvoudigweg aan de definitie van retorica toevoegt, komt niet verder dan het analytische oordeel dat redenaars per definitie moreel goed zijn. Net zoals het bijvoorbeeld per definitie waar is dat vrijgezellen ongetrouwd zijn. Inzicht in de werkelijkheid levert dit niet op. Werkelijk inzicht ontstaat pas door het moreel goed zijn van de redenaar als a priori synthetisch oordeel af te leiden uit bovengenoemde maximaal minimale definitie. Is deze argumentatie overtuigend? Dat oordeel laat ik graag aan u.