Marc Sturkenboom – De vrees van Armeniërs voor een nieuwe genocide is gegrond

30-12-2020 17:08

“History does not repeat itself, but it often rhymes”, aldus Mark Twain. In de eerste helft van de vorige eeuw voltrokken zich in de nadagen van het Ottomaanse Rijk massamoorden op Armeniërs (evenals op de Grieken en Assyriërs), welke jurist Raphael Lemkin er specifiek toe zouden bewegen om een nieuwe naam voor misdrijven van een dergelijke aard en omvang te introduceren: genocide.

Honderd jaar later vechten de nazaten van de circa 1,5 miljoen Armeense slachtoffers, inmiddels verspreid over de hele wereld, er nog altijd voor om het begrip genocide ook daadwerkelijk te laten gebruiken voor de gebeurtenis waarvoor die in het leven werd geroepen. Onder andere bij de Nederlandse regering vindt men daarbij nog altijd een dichte deur en wordt bagatelliserend en bewust gesproken van een “kwestie”. De agressieve ontkenningspropaganda van Turkije blijkt bij politici met een zwakke ruggengraat effect te sorteren.

‘Wie hoopte dat het bloedvergieten hiermee was geëindigd, komt bedrogen uit’

In de strijd voor erkenning van de Armeense genocide wordt veelal gewaarschuwd met één van de basisbeginselen van het strafrechtsysteem, namelijk dat een veroordeling van een misdrijf niet alleen vergeldend werkt, maar tevens preventief om te voorkomen dat het zich in de toekomst herhaalt. De recente gebeurtenissen in de betwiste regio Nagorno-Karabach, hoofdzakelijk bewoond door Armeniërs en bij hen bekend als Artsach, tonen de gegrondheid van die waarschuwing.

Afgelopen zomer kondigde Erdogan het reeds aan met de woorden: “We zullen de missie afmaken die onze grootvaders al eeuwen in de Kaukasus hebben uitgevoerd”. En zo geschiedde. Turkije stuurde militaire adviseurs, aanvalsdrones en vanuit Syrië gerekruteerde huurlingen naar bondgenoot Azerbeidzjan, en in anderhalve maand werd een groot deel van de regio op de Armeniërs veroverd. De bloedige strijd eindigde abrupt toen Rusland beide partijen op 9 november een wapenstilstand liet tekenen, waarbij de Armeniërs alle buffergebieden en een groot deel van Artsach moesten opgeven in ruil voor bescherming van Russische soldaten.

Wie hoopte dat het bloedvergieten hiermee was geëindigd, komt bedrogen uit. Human Rights Watch concludeerde op 2 december dat Azerbeidzjan Armeense krijgsgevangenen ernstig blijkt te mishandelen en vernederen. Online circuleren sinds de wapenstilstand talloze gruwelijke video’s met Armeense burgers, veelal op hoge leeftijd, die de veroverde gebieden niet wilden of konden verlaten. In de lichtste gevallen worden ze door Azerbeidjaans of Turkssprekende soldaten geschopt, geslagen en vernederd. In de meest schrijnende worden hun oren afgesneden of worden ze levend onthoofd. Het gegeven dat de militairen in de video’s zo onverstandig zijn hun acties vanuit een bizarre trots online te plaatsen, doet het ergste vermoeden voor de scenario’s die plaatsvinden wanneer er niet gefilmd wordt.

Alsof deze moorden op Armeniërs, vanwege het enkele feit dat zij willen blijven leven op het grondgebied waar hun voorouders al duizenden jaren leven, niet reeds genoeg doen herinneren aan de genocide van honderd jaar eerder, blijkt Turkije ook haar handboek voor de laatste fase daarvan met Azerbeidzjan te hebben gedeeld. Na de verovering van gewenste gebieden en het uit de weg ruimen van de bevolking, zijn vervolgens de gebouwen aan de beurt die nog aan de Armeniërs kunnen doen herinneren.

‘De fysieke moorden zijn voltooid, de culturele uitwissing is begonnen’

Het Armeense klooster Dadivank, diep in de bergen van de regio gebouwd tussen de 9e en 13e eeuw na Christus, werd sinds de wapenstilstand door Russische soldaten bewaakt zodat de plaatselijke priester er kon blijven. In een bizarre poging tot geschiedvervalsing, stuurde Azerbeidzjan (96,8% Islamitisch) op 4 december een bus “Kaukasisch Albanese Christenen” naar het klooster, benoemde gemakshalve meteen een nieuwe eigen priester en verkondigde dat Dadivank nooit Armeens was geweest. Het feit dat overal in de eeuwenoude muren van het klooster Armeens schrift terug te vinden is, wordt gemakshalve genegeerd.

De fysieke moorden zijn voltooid, de culturele uitwissing is begonnen. Het is een tactiek van uitermate racistische aard die de Armeniërs maar al te goed kennen, en die eerder door zowel Turkije als Azerbeidzjan werd toegepast op talloze vernietigde of vervalste Armeense kerken en monumenten. Wederom wordt een gebied op brute wijze ontdaan van millennia aan geschiedenis en cultuur, wederom laat de internationale gemeenschap het na om hiertegen op te treden.

Bij een overwinningsparade te Baku op 10 december claimde de Azerbeidjaanse president niet alleen de betwiste regio, maar stelde nu dat eigenlijk ook heel Armenië historisch Azerbeidjaans grondgebied zou zijn. Eregast Erdogan vulde hem aan door openlijk de architect van de Armeense genocide te prijzen: “Gezegend zij de ziel van Enver Pasha”. Het is alsof Merkel een aanval op Israël zou ondersteunen en daarbij Hitler zou eren.

De recente gebeurtenissen in deze regio bevestigen op uiterst pijnlijke wijze wat het Armeense volk al ruim honderd jaar verkondigt: zonder erkenning en veroordeling van de genocide, is deze gedoemd zich te herhalen.