GENEVE, 11 juli (Reuters) – De Pakistaanse minister van Buitenlandse Zaken zei dinsdag dat het ontheiligen van de Koran neerkomt op het aanzetten tot religieuze haat, toen de Mensenrechtenraad van de V.N. debatteerde over een omstreden motie in de nasleep van een Koranverbranding in Zweden vorige maand.
De motie, ingediend door Pakistan als reactie op het incident in Zweden, vraagt om een rapport van de VN-chef voor de rechten over dit onderwerp en roept landen op om hun wetten te herzien en lacunes te dichten die “het voorkomen en vervolgen van daden en het aanzetten tot religieuze haat” kunnen belemmeren.
Het heeft de kloof tussen het Westen en een moslimgroepering in het VN-orgaan onder de aandacht gebracht, waarbij westerse leden zich zorgen maken over de gevolgen voor de vrijheid van meningsuiting en de uitdagingen die dit met zich meebrengt voor gevestigde praktijken op het gebied van de bescherming van mensenrechten.
Vorige maand verbrandde een Iraakse immigrant in Zweden de Koran buiten een moskee in Stockholm, wat tot verontwaardiging leidde in de hele moslimwereld en tot protesten in verschillende Pakistaanse steden.
“We moeten dit duidelijk zien voor wat het is: aanzetten tot religieuze haat, discriminatie en pogingen om geweld uit te lokken,” vertelde de Pakistaanse minister van Buitenlandse Zaken Bilawal Bhutto-Zardari de raad via een videoverbinding, waarbij hij zei dat dergelijke daden hadden plaatsgevonden onder “overheidssanctie en met het gevoel van straffeloosheid”.
“Het is belangrijk om de diepe pijn te begrijpen die een openbare en opzettelijke schending van de Koran veroorzaakt bij moslims. Het is een aanval op hun geloof,” voegde hij eraan toe.
Zijn opmerkingen werden herhaald door de minister van Buitenlandse Zaken van Saoedi-Arabië, prins Faisal bin Farhan, die het incident in Zweden ook veroordeelde.
Volker Turk, hoofd mensenrechten van de V.N., vertelde de 47 leden tellende raad dat opruiende handelingen tegen moslims en andere religies of minderheden “beledigend, onverantwoordelijk en verkeerd” zijn.
Maar, vervolgde hij, dit zijn “complexe gebieden” en er moet voorzichtigheid worden betracht bij het stellen van wettelijke grenzen aan de vrijheid van meningsuiting, die door machthebbers misbruikt zouden kunnen worden.
