Toen Mark Zuidema als Demi Mazurka vorig jaar met zijn solo plaat Lazy_Moon kwam, klonk dat bovenal een vingeroefening. Mooie schetsen tussen Nils Frahm, Hauschka, L’Altra en Mercy Giants in, vaak nog bedelend om verdere uitwerking. Een plaat die bij mij vooral een verlangen opriep, was het na zes jaar immers niet tijd voor een opvolger van Running In Slomo?
Wat meteen de vraag opperde ‘Bestond de Utrechtse band Mercy Giants eigenlijk nog wel?’. Het kwartet was de afgelopen jaren immers uitgewaaierd over andere muzikale projecten zoals The Use Of Ashes, March, Homemade Empire en dus Demi Mazurka. Toen onbeantwoorde open vragen, maar met Steel Dungeons, Mighty Foes worden die vragen een jaar later als nog beantwoord, en dat niet zonder enig gevoel van bevrediging te geven.
Het vierde album laat een meer jazzy kant van de Utrechtse formatie (gna gna gna, grinnik) horen, maar niet zonder voort te bouwen op de indierock en shoegaze waarmee de voorgangers werden doorspekt.
Een verandering die gedeeltelijk valt te verklaren uit een verschuiving in instrumentarium, waar elektrische basgitaar is verschoven naar staande bas en piano een dominante plek in de nieuwe nummers heeft gekregen. Desondanks is Steel Dungeons, Mighty Foes direct herkenbaar als Mercy Giants en als zodanig ook een logische opvolger van Running In Slomo. Uitgekleed, weliswaar, een dichtere benadering van het live geluid zonder de nodig elektronische in- en aanvullingen, maar direct herkenbaar.
Nog steeds werkt het kwartet graag op een broeierig traag tempo, nog steeds wordt uit kleine repeterende thema’s langzaam opgebouwd, worden nummers lapje voor lapje opengevouwen en nog steeds kan de band enorm luid zijn met iets dat stilte lijkt.
Iets wat live nog sterker uit de verf komt, zo blijkt bij de cd-presentatie in Paradox in Tilburg. Nog meer aandacht wordt er gegeven aan de herhaling en ook wordt meer teruggevallen op het postrock verleden, vooral in de passages waar de tot explosies aanzwellende gitaren meer mogen scheuren. Om deze explosies extra luister bij te zetten wordt bij momenten de contrabas opzij geschoven en vervangen door een bariton gitaar, terwijl de bas partijen door de toetsenist worden overgenomen. Stevige noise, shoegaze en postrock uitgebouwd op een jazzy fundament is het resultaat.
De kracht van Mercy Giants zit echter niet in de explosie, maar in het haast onnatuurlijk trage tempo dat de Utrechters in de opbouw opzoekt. Op de bühne zie je haast hoe de bassist zich tegenhoudt om al niet verder te gaan, op de plaat voel je dit alleen maar. Het effect is echter hetzelfde, de nummers broeien, schroeien om bij de pieken daardoor extra fel te ontbranden.
De magische werken van contrast. Een contrast dat wordt verscherpt door het konijntje achter de potten en pannen. Aangesloten op drie batterijen van verschillende voltage blijft hij voortdurend voort pompen, maar lijken de maatsoorten dwars door elkaar en zelfs tegen elkaar in te lopen.
Dit zonder de “groove” te verliezen of (te) moeilijk te klinken, maar wel een constant gevoel van beweging creërend. Een beweging die voor eeuwig mag en soms ook lijkt te duren, vooral live met alle ruimte om in het midden of aan het einde nog even te blijven steken in het ritme of de gestaag opgetrokken geluidsmuur. Helaas echter heeft de cd maar een beperkte tijdsduur, waardoor er maar zes nieuwe nummers op staan.
Troost is dan wel dat vier van die avonturen boven de zeven minuten klokken en geen enkele onder de vier. Daarmee toch goed voor bijna veertig minuten om op weg te zwijmelen en je zelf in te verliezen, genietend van indierock op zijn jazzt (poging tot flauw Woordgrapje, maar ja, dit is indierock/shoegaze tot de macht jazz op zijn best).