Wat vrat de oermens? De enige echte manier om daar meer over te weten te komen, is door het bestuderen van zijn gebit. Alleen dát kan ons vertellen of onze voorouders vlees, vis, knollen of kikkers aten. Desondanks komen we in Het oerdieet van Remko Kuipers geen enkel oergebit tegen. Kuipers behoort tot die voedselgoeroes die denken dat er een andere, snellere manier bestaat om het oerdieet te achterhalen. Namelijk door te kijken naar wat de huidige jagers-verzamelaars eten. En daarnaast lijdt deze goeroe nog aan een ander misverstand, namelijk dat datgene wat de oermens at ‘dus’ het gezondste voedsel is dat je kunt bedenken. Dat zou perfect passen bij onze genen, want onze genen stammen nu eenmaal uit de Steentijd.
Kortom, wie lang en gezond wil leven, moet hetzelfde eten als de jager-verzamelaars die momenteel aan de randen van de bewoonde wereld hun karige kostje bij elkaar scharrelen. En geloof het of niet, er zijn ‘verlichte’ kringen waar dergelijke adviezen met kreetjes van verrukking worden ontvangen.
Voor de goede orde: antropologen hebben dat oude, romantische idee dat die laatste jagers-verzamelaars zouden leven zoals onze voorouders dat deden, allang bij de vuilnisbak gezet. De leefwijze van dergelijke volken is zeker leerzaam als het gaat om de kunst van het overleven, maar het is helemaal niet gezegd dat zij (en hun gewoonten) uit een zeer diep verleden stammen. Vaak zijn ze door andere volken verdrongen naar karige, economisch oninteressante gebieden. Bovendien onderhouden jagers-verzamelaars vrijwel altijd schaarse, maar cruciale contacten met de buitenwereld. En ten derde, onze échte voorouders leefden niet onder dat soort barre omstandigheden, op karige gronden; die leefden uiteraard in de vruchtbare rivierdalen en delta’s – gebieden die nu nog steeds het dichtst bevolkt zijn. Eigenlijk zeggen de huidige verzamelaars ons niéts over Wie es gewesen ist.
Kuipers is zich bewust van de kritiek, maar weigert deze onder ogen te zien. Voor de reconstructie van de door hem zo geprezen ‘oervoeding van onze voorouders’ verwijst hij naar een analyse van het voedingspatroon van ruim 200 groepen jagers-verzamelaars; een ratjetoe van volken uit alle windstreken met volstrekt uiteenlopende voedingspatronen. ‘Op zich een goede methode,’schrijft hij (dus ten onrechte) op pagina 75, ‘want zoals gezegd leven hedendaagse jagers-verzamelaars volgens de geldende definitie nog steeds in de steentijd.’ (Nee, de goeie ouwe Steentijd is lang en breed voorbij). En hij vervolgt:
‘Ze bedrijven immers geen landbouw. Anderzijds is het zo dat de meeste van deze groepen nog leven in uithoeken van de wereld die minder geschikt zijn voor landbouw en veeteelt. Toch zijn deze eerste analyses opvallend eenduidig. Ze tonen dat groente, fruit, noten, vlees, vis, schelpdieren, schaaldieren en gevogelte de belangrijkste onderdelen zijn van de oervoeding van onze voorouders. Ook zaden en knollen worden gegeten, maar in geringere mate.’
Dat woordje ‘toch’ verraadt de wensdenker Remko Kuipers. Dit zijn geen ‘eerste analyses’, wat hij hier presenteert is onzin. Hij doet alsof er sprake zou zijn van een eenduidige uitkomst, maar in wezen worden hier vele totaal verschillende typen jagers-verzamelaars op één hoop gegooid. De gelovige Kuipers wil koste wat kost uniformiteit ontdekken, hij mot en zal één oerdieet samenstellen, want de oermensheid was immers één volk van jagers-verzamelaars, nietwaar? En presenteert ons triomfantelijk een volstrekt belachelijk mondiaal ratjetoe.
Kuipers boek bestaat verder uit de vertrouwde donderpreken tegen de moderne voedingsindustrie, afgewisseld met dorre colleges voedingsleer die bedoeld zijn om de heilzaamheid het ‘het oerdieet’ aan te tonen. Hier en daar is het collegedictaat aangevuld met bedenkelijke ideetjes uit de alternatieve hoek. (Kuipers is een promovendus van de alternatieve Groningse hoogleraar Frits Muskiet, die onlangs nog kandidaat was voor de Kackadorisprijs van de Vereniging tegen de Kwakzalverij.) Uiteindelijk wordt het oerdieet overigens niet zo heet gegeten als het wordt opgediend; van Kuipers mag er best elke dag een glaasje rode wijn bij. En zwarte chocola mag ook. Blijkbaar waren onze op het oerdieet afgestemde oergenen stiekem ook op de toekomst voorbereid.
Eet gevarieerd, en van niets te veel. Dat is eigenlijk het enige dat de mens over voedsel moet weten. Voedingsonderzoek is grotendeels holle statistiek zonder klinische, laat staan huishoudelijke relevantie. Dat is ook wat Kuipers in feite verkondigt. Een harmlos onzinboek, kortom. De grote vraag is waarom hij en vele anderen zich zo graag overgeven aan dat ridicule geklets dat gevarieerd eten overeen zou komen met het ‘oerdieet’.
Het menselijk oergebit is helemaal niet geschikt om botten, noten of schaaldieren te kraken; het is ook niet het gebit van een vleeseter. Apen hebben wél zo’n vleesetergebit. Ze moeten vlees van botten kunnen scheuren. Maar ze hebben daarbij het spijsverteringssysteem van een planteneter, met een goed ontwikkelde blinde darm (een aftakking bestemd om taaie plantenvezels te verteren), en een flinke lengte dunne darm. Homo sapiens heeft geen indrukwekkend gebit, een verschrompelde blinde darm en veel minder dunne darm (maar nog altijd méér dunne darm dan een vleeseter). We eten kortom al honderdduizenden jaren geen rauw vlees meer (of veel minder), en ook de taaie plantenvezels zijn van het menu verdwenen.
Die veranderingen zijn volgens deskundigen het gevolg van twee ontwikkelingen: de ontdekking van vuur, en de overschakeling van bladeren en bast, op zaden en knollen. We hebben namelijk het malende gebit van gebraden vlees en knollenvreter. En ook genetisch zijn we inmiddels perfect uitgerust om enorme hoeveelheden knollen te verwerken. Apen hebben het niet; Neanderthalers hadden het niet, maar Homo sapiens heeft het wél: speeksel dat barstensvol zit met alfa-amylase, het enzym dat zetmeel omzet in suikers. Kuipers zegt het nergens hardop, hij draait voortdurend om de hete brij heen (zie ook het citaat hierboven), maar we zijn vooral knolleneters.
En trouwens, ook die laatste jagers-verzamelaars aan de randen van de Afrikaanse savanne (waarvan gezegd wordt dat de oermens dáár ooit is ontstaan), leven voornamelijk van knollen en wortels. Wat de mannen na een week rondzwerven aan vlees binnenbrengen, is nuttig wat betreft bepaalde mineralen en dergelijke, maar is qua bijdrage aan de pot meestal verwaarloosbaar vergeleken met wat de vrouwen opgraven. Maar Kuipers stopt die knollen en zaden zo ver mogelijk weg. Hij noemt ze door het hele boek heen hooguit terloops. Maar helaas voor hem en al die andere oerdieetgoeroes: we zijn en blijven aardappeleters.
Patat! schreeuwen onze genen. En die weten het het best.
Remko Kuipers, het oerdieet. Dé manier om oergezond oud te worden. Uitgeverij Prometheus, 300 blz., 19,95 euro.