In de film Les Intouchables smijten een sjieke oude Parijzenaar en zijn jonge Afrikaanse vriend een aantal verfklodders op doek. Ze besluiten een grap uit te halen en de verfdoeken in deftig artistiek gezelschap te presenteren als ‘de nieuwste avant-garde‘. Kunstminnende kenners laten zich overtuigen van de ‘baanbrekendheid’ van het werk en betalen er grof geld voor.
Onrealistisch? Gebeurt alleen in films? Het bedrag dat ze neerleggen komt anders verdacht veel in de buurt van wat museum Boijmans van Beuningen in 2011 betaalde voor de ‘pindakaasvloer’ van Wim T. Schippers. De uitgesmeerde vlakte broodbeleg bracht 30.000 euro op – precies vanwege haar ‘baanbrekendheid’.
Natuurlijk, de avant-garde heeft altijd voor de troepen uitgelopen, en Vincent van Gogh werd ook pas na zijn dood ten volle gewaardeerd. Maar is daarom alles dat algemeen wordt afgekeurd ook kunst? Gaat er niet toch iets mis?
Neem de 200.000 euro die de gemeente Rotterdam een paar jaar voorafgaand aan de Pindakaasvloer betaalde voor ‘Kabouter Buttplug’ – het gigantische standbeeld van een tuinkabouter alias ‘kerstman’ die een sex toy alias ‘kerstboom’ in zijn hand heeft. “Het past zo fantastisch in deze tijd en samenleving”, vond Joop van Caldenborgh, die het werk voor de gemeente aankocht. Woede onder de omwonenden maakte dat het beeld een paar jaar moest schuilen in – wederom – museum Boijmans van Beuningen. Toen het later toch weer de stad in werd gedreven zei museumdirecteur Sjarel Ex: “Ik ben blij dat we hebben kunnen bijdragen aan de acceptatie van het beeld bij de burgerij”.
Wacht even – acceptatie bij de burgerij? Dat zien we anders niet terug in het parlement – dat de ene na de andere korting op subsidies voor kunstenaars en musea doorvoert. Maar de subsidiegevers hebben dan ook een slechte naam – en niet zonder reden. Neem de ‘Bubbles-affaire’. Zo wordt het schandaal genoemd dat ontstond toen de Nederlandse componist Ed de Boer in 2005 een compositie naar het Fonds voor de Scheppende Toonkunst stuurde. De compositie was getiteld ‘Bubbles’ en bestond uit vijf korte delen.
De noten waren echter niet door de componist bedacht, maar gegenereerd door zijn twee zoontjes van 5 en 10, die hij een paar minuten geheel willekeurig op zijn elektrisch keyboard had laten rammen. De klanken van het stuk zijn werkelijk afgrijselijk. Maar toch honoreerde het Fonds de subsidieaanvraag. Daarbij baseerde het zich op twee ‘onafhankelijke commissies’.
Deze commissies hadden ‘de compositorische kwaliteit als belangrijkste criterium’ gehanteerd. In de toewijzingsbrief concludeerde het Fonds: “Beide commissies waren over dit werk positief gestemd. Zij waren van mening dat de relatief korte compositie vakkundig is gemaakt en dat deze qua idioom het reguliere werk van uw hand overstijgt”.
Dat reguliere idioom van componist Ed de Boer, dat in deze onzincompositie volgens het Fonds dus werd “overstegen”, is tonaal, aangenaam om naar te luisteren, heeft een melodie en een dramatische ontwikkeling – stuk voor stuk zaken die taboe zijn in de hedendaagse componistenbranche.
Het was de ‘Bubbles-affaire’ die componist John Borstlap inspireerde om het Fonds na een zoveelste afwijzing voor de rechter te dagen. Borstlap behoort tot de componisten die systematisch buiten het Fonds worden gehouden. In weerwil van de heersende orthodoxie schrijft hij luisterbare, tonale muziek. Zijn recente klassieke symphonie zit in de planning van de Berliner Kammersymphonie en is inmiddels door de Wiener Philharmoniker en het English Chamber Orchestra voor uitvoering geaccepteerd. Hij wordt door Duitse en Engelse musicologen geprezen. Meesterpianist Alfred Brendel zei over een stuk van Borstlap dat het “op wonderbaarlijke wijze de geest van Liszt’s late muziek opneemt, en deze op persoonlijke en overtuigende wijze verder ontwikkelt”.
Was het geen wanbeleid van het Fonds om hem – en andere componisten die tonale, luisterbare muziek schreven –altijd buiten boord te houden? Om hem, net als Ed de Boer, altijd subsidies te weigeren, terwijl een onzincompositie gemaakt door rammende kleuters wél werd beloond?
Toen de bestuursrechter op 6 april 2012 uitspraak deed respecteerde hij de ‘autoriteit’ van het Fonds, dat door de Minister is aangesteld om over kwaliteit te oordelen. Dat het Fonds over de Bubbles-affaire volhield dat ook “een vorm van toeval” kunst kan zijn, en dus nog altijd meende dat het hier om een serieuze compositie ging, nam de rechter daarbij (stuitend genoeg) voor lief.
Maar Borstlap liet het er niet bij zitten en schreef een boek – dat onlangs in Amerika verscheen bij de vermaarde Scarecrow Press in New York. In dit boek – waarover aanstaande dinsdag 18 maart een debat zal worden gehouden in de Amsterdamse Wackers Academie in de 1ste Helmersstraat – betoogt Borstlap dat er iets fundamenteel mis is in de kunsten. Hij analyseert de geschiedenis van het modernisme en hoe dit de subsidiecultuur heeft gevormd, en legt een even ontluisterende als overtuigende link tussen populisme en modernisme, volgens hem twee kanten van dezelfde medaille.
Daarbij doet Borstlap een aantal uitdagende voorstellen voor een nieuwe esthetische standaard – die ons oordeel over de pindakaasvloer en over Bubbles, maar ook over Vincent van Gogh, in een nieuw daglicht stelt.
Kom ook en praat mee over de stand van de kunsten – dinsdag 18 maart 2014, Wackers Academie Amsterdam, 1ste Helmersstraat 271.
Illustratie: ‘Woedende snobistische eenzaamheid zonder verblijfsvergunning in abstract pixelair perspectief’, TPO 2014, 900 x 700 cm, olieverf.