De tijden van de verzorgingsstaat liggen achter ons. Vadertje Staat zorgt niet meer voor ons burgers van wieg tot graf. Politici op nationaal en lokaal niveau roepen Nederlanders op hun “eigen kracht” te benutten en te participeren. Meer samenleving, minder overheid. Dat is het credo. Minder overheid is geen synoniem voor stateloosheid: de overheid blijft altijd bestaan, maar moet wel de goede dingen doen en de dingen die ze doet op een goede manier doen. Juist in een participatiesamenleving als de onze, waarin burgers meer verantwoordelijk worden voor het publieke domein, moet de overheid kunnen rekenen op maximaal maatschappelijk draagvlak.
Vrije verkiezingen bieden binnen onze democratische rechtsstaat de garantie op dat draagvlak. Maar wat laat de realiteit zien? Er zijn grote groepen Nederlanders die structureel niet naar de stembus gaan. Vooral jongeren, laagopgeleiden en bi-culturele Nederlanders maken nauwelijks gebruik van hun democratisch recht. Hiermee laten ze de kans lopen hun belangen te laten behartigen in de politieke arena. Het is dan de vraag of het publieke beleid nog wel voldoende het algemeen belang dient – met alle risico’s van dien. En wat doen politici om dit tij te keren? Wat doen politieke partijen om de opkomst bij verkiezingen – voor welk orgaan dan ook – te bevorderen? Niets meer dan plichtmatige briefjes van burgemeesters met een wollige oproep om te gaan stemmen, het aanbieden van gratis kopjes koffie en suffe sociale media-campagnes. De hoogste tijd voor verandering!
Naast de beperkte verkiezingsopkomst, zien politieke partijen hun ledenaantallen in rap tempo achteruit gaan. Ook hebben ze steeds meer moeite voldoende (kwalitatief goede) volksvertegenwoordigers te vinden. Naarmate de vijver van leden, kiezers en volksvertegenwoordigers kleiner wordt om uit te vissen, komt het bestaansrecht van politieke partijen onder druk te staan. Hoe minder leden, hoe minder partij-inkomsten vanuit contributies. Hoe minder volksvertegenwoordigers, hoe minder zetels politieke partijen kunnen invullen. En hoe minder kiezers, hoe minder politieke partijen kunnen doen waartoe zij op aarde zijn: het algemeen belang dienen vanuit politieke idealen. Kortom, het is in belang van zowel onze (participatie)samenleving als van politieke partijen zelf om de democratische participatie fors te vergroten. In het bijzonder de participatie van jongeren, laagopgeleiden en bi-culturele Nederlanders.
Niet gek ook dat de gemeenteraad van Amsterdam in november 2013 besloot 400.000 euro beschikbaar te stellen voor opkomstbevorderingscampagne. De opkomst bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2010 was immers maar 51,4 procent; bijna de helft van de Amsterdammers blijft dus thuis op verkiezingsdag. Ook in de hoofdstad gaat het dan vooral om specifieke delen van de bevolking, zoals jongeren en bi-culturele Nederlanders. Uiteindelijk moet de campagne leiden tot een opkomstpercentage van minimaal 65 procent bij de gemeenteraadsverkiezingen van 19 maart.
We citeren:
“De campagne moet gericht zijn op het vergroten van de bekendheid van de datum van gemeenteraadverkiezingen en op het vergroten van kennis over de verkiezingen onder de Amsterdammers. Daarnaast heeft de campagne als doel Amsterdammers bewust te maken van het belang dat zij hebben als kiesgerechtigde.”
Twee maanden later lijkt dezelfde gemeenteraad echter last te hebben van koudwatervrees. Zo blijkt uit een inmiddels veel besproken analyse van bijzonder hoogleraar Electorale Politiek, Jean Tillie. De doelgroepgerichte campagne is op verzoek van de gemeenteraad op 9 januari aangepast tot een meer generieke campagne.. Dit kan de effectiviteit van de inzet van de 400.000 euro echter ondermijnen, zoals het College in haar voortgangsbrief van 18 december 2013 aangeeft: “Hoe specifieker en gerichter, hoe groter de kans dat de boodschap aankomt.”
Ondanks het generieke karakter van haar opkomstbevorderingscampagne, is het prijzenswaardig dat de gemeente Amsterdam überhaupt de moeite neemt de democratische participatie van alle inwoners te stimuleren. Daar kunnen vele andere gemeenten een voorbeeld aan nemen. Met name als het gaat om jongeren en hun opkomst. Maar een hoge verkiezingsopkomst realiseer je natuurlijk niet door zo kort voor de gemeenteraadsverkiezingen een incidentele campagne te starten. Daarvoor is structurele aandacht en inzet voor nodig, zoals voor kinderen en jongeren in het onderwijs met lessen ‘burgerschapsvorming’.
Onze participatiesamenleving van morgen moet kunnen rekenen op de maatschappelijke participatie van onze hedendaagse jongeren. Politieke participatie is naast het volgen van een opleiding, verrichten van betaald werk of het uitvoeren van vrijwilligerswerk een belangrijk kenmerk van het type burgerschap dat onze samenleving hard nodig heeft. Ter legitimatie van ons openbaar bestuur, versterking van de representativiteit en kwaliteit van publiek beleid en het voortbestaan van politieke partijen. Kortom, het is de hoogste tijd dat politieke partijen werk maken van de versterking van de democratische participatie van jongeren en andere achterblijvende groepen. Zo doelgericht mogelijk. Niet vanuit specifieke politieke partijen, maar het politiek als geheel. Dit is een collectieve, partijoverstijgende noodzakelijkheid. En niet alleen aan de vooravond van de aanstaande gemeenteraadsverkiezingen, maar ook zeker na 19 maart. De toekomst van onze participatiesamenleving vraagt erom.
Dave Ensberg-Kleijkers en Jorrit Jongbloed zijn bestuursleden van Het Nieuwe Wij. Een onafhankelijke stichting die de maatschappelijke en politieke participatie van jongeren in Nederland stimuleert.