‘Ontkennen is gevaarlijk.’ Aldus de reactie van mijn gewaardeerde collega Elmar Veerman (per tweet) op mijn vorige blog over klimaatverandering. Ik had geschreven dat bij gebrek aan hard bewijs dat het klimaat momenteel verandert, de klimaatdiscussie verworden is tot een debat tussen twee sekten: de onheilsprofeten die zeggen dat ons een ramp boven het hoofd hangt, en de ontkennners, die zeggen dat er niks aan de hand is, en dat er waarschijnlijk nooit veel zal gebeuren. (En als bewijs voor deze splitsing citeerde ik econoom Richard Tol en milieuadviseur Jan Paul van Soest.) De opmerking ‘ontkennen is gevaarlijk’, zo reageerde ik terug in een tweet, verraadde volgens mij de onheilsprofeet in Veerman. Zijn reactie daarop: ‘Plak er het label op dat je wilt, de feiten wijzen op naderend onheil dat deels te voorkomen is.’
De feiten wijzen op klimaatverandering. Dat kan ook niet anders, want het klimaat is een dynamisch systeem en we pompen momenteel redelijk wat CO2 in de atmosfeer. Als dat geen gevolgen heeft, dan weet ik het ook niet meer. Probleem is dat we voorlopig geen eenduidige gevolgen zien. Er gebeurt van alles, en dat kun je allemaal wijten (en dat gebeurt ook om de haverklap) aan klimaatverandering, maar om één voorbeeld te noemen, het eerste dat je heel simpel zou verwachten is een rustige stijging van de temperatuur. Maar die gaat al ruim een eeuw met horten en stoten, fiks stijgend toen daar nog geen goede reden voor was, en nu al enige jaren stilstaand, terwijl we juist de laatste jaren toch zo ons best doen met fossiele brandstoffen. Klimaatdeskundigen hebben daar fraaie theoretische verklaringen voor, maar het valt niet te ontkennen: het klimaat werkt niet mee. Ieder ziet in de lucht bewijzen voor zijn eigen gelijk. De fundamentelere vraag luidt: is klimaatverandering onheilspellend? Voor wie of wat is dat een ramp die we (volgens Veerman) moeten voorkomen?
Als er al iets rampzaligs gebeurt, dan merken we dat waarschijnlijk pas over enige decennia, en dan zullen de achterliggende processen (zeespiegelstijging, droogte, u kent het lijstje) langzaam, geleidelijk, en over vele decennia toeslaan. Zullen Veerman en ik daar last van hebben? Nee, want deze generatie is dan al hartstikke dood. Veerman maakt zich geen zorgen om zijn eigen hachje, da’s duidelijk. Maakt hij zich zorgen om ons nageslacht? Dat moet haast wel. Maar dat nageslacht krijgt dus tientallen jaren de tijd om, met de technologie van straks, oplossingen en aanpassingen te bedenken. Kunnen we nú weten of zij de wereld anno 2100 als een ramp zullen ervaren? En zullen ze ons dat verwijten? De vraag laat zich beantwoorden met een wedervraag: beschouwt u de wereld anno 2014 als een rampgebied?
Een minderheid zal dat wellicht vinden. En wie even nadenkt, weet dat die minderheid volkomen gelijk heeft. Vergeleken met, zeg, 1814, zijn inmiddels complete continenten omgezaagd, omgeploegd, afgegraasd. Rustieke dorpjes zijn uitgegroeid tot overvolle steden. We hebben de planeet zo’n beetje leeg geplunderd, de lucht vervuild, de wateren vermengd met afval. Allemaal waar. En we lijden er nauwelijks onder. We weten het, maar alleen die minderheid lijdt er echt onder. Want als mensen scheppen we altijd hier en nu onze eigen werkelijkheid – inclusief het goede waar we niet buiten kunnen. We krijgen tranen in de ogen wanneer we kalfjes zien (en vergeten maar even hoe ze zijn ontstaan, en wat er mee gebeurt); we fietsen door productiebos met de illusie van ‘terug naar de natuur’; we lopen over de hei en noemen die schapenvlakte ongerept.
We eten meergranenbrood, scheiden verschillende kleuren glas, betalen een eurootje extra op een ticket naar Thailand (voor een leuk boompje). Kortom, we leven te midden van een volstrekt rampgebied – als je maar weet hoe je kijken moet. Maar zo willen we niet kijken,. En zo zullen toekomstige generaties óók niet kijken. Ook zij zoeken en zien straks natuur, en ze kijken naar alle veranderingen als uitdagingen, als kansen om zich te ontwikkelen, om elkaar te helpen en de wereld een beetje beter te maken. Zullen ze de uitgestrekte oerwouden missen? De olifant? (als ze die niet hebben terug gekweekt)? Een wedervraag: mist u de oeros? Mist u de bossen die ooit heel Brabant bedekten?
De mens is te beperkt o de wereld anno 2100 een compleet rampgebied te verklaren. Wordt klimaatverandering dan wellicht een ramp voor de natuur? Jazeker – wél als je natuur beschouwt als een museum voor de mens. Als het erop uitdraait dat klimaatverandering uitsterven zal aanjagen, dan moeten we wellicht wat vleugels van dat museum sluiten. Jammer voor de mens. Maar voor de natuur is er niks in de hand. In de loop van drie miljard jaar heeft de natuur pakweg duizend extinctiegolven meegemaakt, met heel verschillende oorzaken. Deze, Homo sapiens, kan er ook wel bij. De natuur kent geen tranen. Ze huilt niet om verdwenen soorten. Net als wij dat niet doen. En daarna zijn er nieuwe kansen, is er nieuwe natuur. Wij kunnen beestjes mooi vinden, en we kunnen ons inbeelden dat het jammer is dat onze kinderen straks geen neushoorn meer in levende lijve zien. Maar dat verdriet is geen feit, dat is sentiment. Toekomstige generaties treuren niet om beesten die verdwenen zijn. En de natuur doet dat al helemaal niet.
Het grote probleem met klimaatverandering (als het er zover komt) is dat het bakken met geld gaat kosten als we alles bij het oude willen houden. Alleen, daar is geen enkele reden voor. Niemand zit er op te wachten. De mens past zich moeiteloos aan aan nieuwe omstandigheden; hij kan gelukkig zijn in elke omgeving (zolang hij maar ziet dat anderen in hetzelfde schuitje zitten – om Tolstoj te citeren). En de natuur weet niet eens wat stilstand ís. Wie nú waarschuwt voor een ramp die zich over vijftig, honderd jaar zou voltrekken; wie nú vreest dat de volgende generatie straks huilend op een steen zal zitten, die heeft geen benul van de geschiedenis.
We zijn een taaie. We kunnen natuurlijk een potje janken om wat verdwenen is, of boos worden op wat onze voorouders hebben aangericht, maar het is volstrekt nutteloos. Daarom doen we dat niet. Nu niet, en straks niet. Er komt helemaal geen klimaatramp. Dat is een kwestie van kijken. Wie naderend onheil wíl zien, die ziet het. Verder niemand.