In de herinneringen aan Pim Fortuyn die vandaag op het internet en in de pers verschijnen wordt vaak verzucht: “Was Pim er nog maar”. De samenleving zou er zo heel anders hebben uitgezien dan nu het geval was. Ik sluit me graag bij deze verzuchters aan. Leefde Pim nog maar en was hij maar minister-president van Nederland geworden. De polarisatie had dan nooit de extreme vormen aangenomen die hij bereikt heeft of nog zal bereiken.
Pim was namelijk en een topdemocraat en iemand die de vinger op de gevoelige plekken wist te leggen. Ik heb altijd gevonden dat de analyse van Pim van de multiculturele samenleving treffend was. Hij fileerde, nadat Frits Bolkestein daar al mee was begonnen, de zwarte kanten van de islam. Hij noemde de islam zelfs een achterlijke cultuur en hoewel deze uitspraak veel te algemeen was, er bestaan immers veel islams en veel islamitische culturen, keerde Fortuyn zich tegen het politiek-correcte establishment dat alles van de islam goedpraatte. Er bestaan op aarde geen religies zonder zwarte kanten, zonder duistere pagina’s en zonder bebloede handen. Dat mocht en mag gezegd worden van het christendom en het hindoeïsme, dat mag ook over de islam: en Pim deed dat.
Maar Pim werd vermoord door een dierenactivist die misschien wel de meeste schade aan onze samenleving heeft toegebracht in het eerste decennium van deze eeuw. En toen Pim dood was, stierf een aantal jaren later ook de door hem opgerichte Lijst Pim Fortuyn. De opkomst van deze partij in het parlement was even flitsend als haar ondergang. Maar het ergste moest nog komen. Het vacuüm dat Fortuyn en zijn ruziënde partij achterlieten werd gevuld door een politieke beweging die ronduit racistisch is: de PVV van Geert Wilders en partijideoloog Martin Bosma. Met hun retoriek dat zij ‘niets tegen moslims hebben maar alles tegen de islam’ zijn ze groot geworden en eenmaal gegroeid, gooiden ze de softies uit de partij door openlijk de vraag te stellen of we ‘meer of minder Marokkanen’ willen in dit land. De partij richtte zich wel degelijk op de mensen achter de islam of achter de Marokkaanse nationaliteit. ‘Dat gaan we regelen’, is het hele partijprogramma van de PVV samengevat in een enkele zin.
Pim kaartte de problemen met de multiculturele samenleving aan, hij choqueerde het establishment met zijn uitspraken over de islam. Maar hij was geen man van uitsluiting. Hij beoogde niet de Marokkanen of moslims het land uit te zetten. Sterker nog. Hij verklaarde eens: ‘Ken ik geen Marokkanen? Ik ga met ze naar bed!’.
Toen Pim werd vermoord hebben mijn vriend en ik de vlag halfstok gehangen. Daarmee haalden we met foto en al de plaatselijke krant. De dag na zijn dood hebben we bloemen gelegd bij zijn huis in Rotterdam. Dat hij homo was en wij ons met hem identificeerden is logisch, maar toch bijzaak.
Met Pim was het land ook door een turbulente periode gegaan, was Theo van Gogh ook vermoord geweest, hadden we ook jihadisten gehad die naar Syrië afreisden, maar was Pim de topdemocraat gebleven die hij was, dan was de ideologie van uitsluiting nooit zo als een gif de samenleving ingesijpeld als nu het geval is.