In Frankrijk worden de aanslagen van een jaar geleden herdacht en in Nederland wordt het het ’minder Marokkanen’-proces tegen Wilders gevoerd. Dat is allemaal mooi, maar zullen we in Europa daarmee beter kunnen opschieten met de moslims en zij met ons?
Direct na de aanslagen in Parijs, was er vooral de wil het gewone leven voort te zetten. Het boek Paris est une fête van Ernest Hemingway, dat vijftig jaar geleden verscheen, werd opnieuw een bestseller. De Fransen willen het goede leven en de kwaliteit van hun leven behouden. Een jaar na de aanslagen zit men terug in de gewone, dagelijkse sleur. De terrassen zitten vol en er wordt weer gedanst in de Bataclan.
Dit is een natuurlijke reactie van het volk. De vraag die de politiek hoort te stellen is of die reactie iets oplevert. Er komt weinig of niets concreet uit de bus. Dat komt omdat nadenken over de oorzaken van de aanslagen quasi verboden is. Als moslims een aanslag plegen, dan volgt een stille optocht. Tijdens de optochten na de aanslagen in Parijs waren er geen spandoeken, geen slogans. Er heerste een stilte onder de massa.
Moesten de aanslagen gepleegd zijn door extreem-rechts, dan zouden de optochten een totaal ander karakter hebben. Men zou schreeuwen tegen het fascisme. Op spandoeken zou een vergelijking worden gemaakt met de nazi’s.
Vanwaar dit verschil? In het tweede geval is er een duidelijke vijand: de fascisten van extreem-rechts. In het eerste geval is er natuurlijk ook een vijand, want wie heeft er anders die aanslagen gepleegd? Die tweede vijand mag niet genoemd worden. Het is namelijk de islam. De politici doen er alles aan om de relatie tussen het terrorisme en de islam te ontkennen. Dit doen ze uit politieke correctheid. Ne rien à voir-isme noemen ze dat in goed Frans (het niet willen zien).
Men heeft het altijd over preventie, over opsporen van mogelijke geradicaliseerde moslims of strijders van ISIS die naar Europa zijn gekomen in de stroom asielzoekers. Maar over de oorzaken blijft men in het duister. Alle acties om het terrorisme te voorkomen en te bestrijden zijn uiteraard prima, maar de logica die er achter zit is kortzichtig.
Er wordt gewaarschuwd voor een burgeroorlog. De politici durven het daarom niet aan de fundamentele tegenstelling tussen de westerse beschaving en de islam onder ogen te zien. Van burgeroorlog is geen sprake. Het gaat om een botsing tussen identiteiten. Onze westerse identiteit is in essentie een identiteit die zich niet wil laten vastleggen. Onze identiteit is vrij willen zijn, vrij van religieuze of ideologische beperkingen. Wij willen kunnen denken en doen wat wij willen. Wij willen alcohol kunnen drinken of gaan dansen. Wij willen ons kleden zoals wij willen. Aan de andere kant is er de identiteit van moslims die heel sterk is en precies oplegt hoe men moet leven, zich gedragen, zich kleden. Een identiteit die heel wat verboden en geboden kent.
De politiek reageert krampachtig en biedt geen ruimte voor een fundamentele bezinning over die geweldige botsing tussen identiteiten. De politiek heeft de macht, houdt de touwtjes in handen en gaat ervan uit dat wat tot nog toe goed heeft gewerkt, zal blijven werken. Met een steeds toenemende groep die met onze vrije identiteit niet kan omgaan, die zich er niet mee mag en kan identificeren, weet het traditionele beleid van de gevestigde macht geen raad. Men vermijdt de discussie. Men duwt die wezenlijke en onverenigbare verschillen onder tafel.
Het beleid blijft beperkt tot een strijd tegen psychopaten, tegen extremisten of geradicaliseerden, maar dat is onvoldoende. De islam heeft normen en waarden waar niet over te onderhandelen valt. De moslims willen hun normen en waarden opleggen. Eisen een eigen politieke ruimte op. De identiteit van de islam wordt gekenmerkt tot een strijd tegen alles wat niet hoort bij de islam. Dat is iets nieuws in de westerse geschiedenis. Het streven van de moslims staat haaks op de geest van de Verlichting. We kunnen met deze uitdaging van de islam niet omgaan.
Gelukkig is er een partij als DENK en een proces tegen Wilders waardoor de politici misschien gedwongen worden te erkennen dat er in de samenleving twee bevolkingsgroepen frontaal tegenover elkaar staan. Ik houd mijn hart vast.