“Yeaeaeah, baby!!!”, hoor ik naast me als ik voorbij cross op mijn fancy racefietsje. Zelf zie ik er niet zo fancy uit in mijn oude legging en verkleurde shirt. Maar dat boeit de man niet. Ik kijk opzij en zie een enorme, breedgeschouderde donkere gast die me met een grote mond vol parelwitte tanden vrolijk toelacht. Ik zwaai, glimlach terug en geef vol gas. De zon schijnt, het is lente, de musjes doen het in de bosjes en de feromonen denderen door Delfshaven. Het leven is goed.
“Ben je vrijgezel?”
Het zuidelijk getypeerde joch is nog geen twintig, schat ik, amper haar op zijn kin en waarschijnlijk een scholier. “Ja!”, antwoord ik lachend en loop door op de Nieuwe Binnenweg. “Hey, ik ook. Dat kan toch geen toeval zijn!?”, roept hij me na. “Haha, nee, maar je bent een beetje te jong voor me”, roep ik terug, misschien licht flirterig moet ik eerlijkheidshalve toegeven. Op de terugweg is hij er nog steeds, samen met zijn vriend. “Leeftijd maakt toch niet uit”, zegt hij tegen me, “het gaat om de hersenen.” Ik moet lachen. Hij loopt een stukje met me mee. Waar ik dan vandaan kom, wat ik voor werk doe en of dat moeilijk is. Hij is slim, ad rem en geïnteresseerd. Niet opdringerig, wel aanhoudend. Nog steeds wel erg jong. Uiteindelijk gooit hij zijn kauwgom in de prullenbak en neemt afscheid. Ik loop glimlachend naar huis.
Dit zijn twee voorbeelden van de reeks baltsige incidenten die zich de afgelopen maanden hier in de wijk hebben voor gedaan. Ter info: Delfshaven is een multicultiwijk bij uitstek in Rotterdam. Ik zou ook kunnen vertellen van de grijzende Marokkaan die mij op de markt olijven en koriander verkoopt en altijd leuke grapjes maakt zodat ik er blij vandaan kom. Of de Turkse man die mijn was doet, slecht Nederlands spreekt maar super hoffelijk en galant is en twee schatten van totaal vernederlandste puberdochters heeft. Als ik zou willen trouwen, dan zou ik met hem trouwen. Of over de Kaapverdische meneer die mijn tas opraapte die gevallen was. Of over die halfbloedjongen van de avondwinkel die zo trots is op zijn wijk en vastbesloten is om het te gaan maken. Of de Tunesische man die me niet kende maar toch kwam helpen om de koelkast drie trappen omhoog te sjouwen.
Mannen met een kleurtje hebben vaak een slechte reputatie in Nederland. Ze zouden handtastelijk, vrouwonvriendelijk en agressief zijn. Nu kan het natuurlijk zijn dat ik echt puur toevallig de paar enige knappe, goedgemanierde en ridderlijke manspersonen van Delfshaven ben tegengekomen. Maar dat denk ik niet. Ik woon nu ruim drie maanden in deze multicultiwijk in een achterafstraatje waar regelmatig dikke Audi’s met Frans kenteken geparkeerd staan, die hier overduidelijk niet voor toerisme zijn. En ik heb me nog nooit onveilig gevoeld, ik heb nog nooit een onvertogen woord gehad of blikken waar ik ongemakkelijk van werd. Integendeel, het herinnert me aan Rome waar ik een poos woonde en waar ook openlijk op straat werd geflirt.
Het zal de winter zijn geweest dus weinig bloot, het zal zijn dat ik mijn mondje weet te roeren, het zal zijn dat ik die echte eikels net niet ben tegengekomen. Maar toch, hey, ik vind de sfeer hier buitengewoon relaxt. Dus bij deze mijn goede woordje voor die ‘buitenlandse mannen’, die technisch gezien natuurlijk allang niet meer buitenlands zijn, maar van wie de cultuur allicht wat assertiever en directer is naar vrouwen. En niets ten nadele van onze lieve, degelijke, betrouwbare, blonde kaaskoppen, waarvan sommigen uiteraard ook aardig uit de hoek kunnen komen.
Maar als ik heel voorzichtig een suggestie mag doen: wellicht valt er ook iets te leren van het Antilliaanse gemak en de Mediterraanse hoffelijkheid? Hoeft niet hè? Mag. Want ik ben persoonlijk niet vies van een goedgeplaatst compliment, hulpvaardig gebaar of galanterie. De zon schijnt, het is lente, de musjes doen het in de bosjes en de feromonen denderen door Delfshaven. Het leven is goed.