Kinderen. Kom eens gezellig bij de warme vaderhaard alwaar Ome Jur alweer gereed zit met een nieuw verhaal, ditmaal gebonden in dit kalfslederen boekwerk. Kijk dan eens hoe mooi. Nee hoor Mier *gemoedelijk lacht*, dit is niet het grote boek van Sinterklaas- en nee hoor Vlinder, dit is geen luxe Ipad-editie. Niets van dit alles. Dit hier is een heel erg bijzonder boek. In dit boek staan namelijk dingetjes die je niet aantreft in jullie leerboeken op school, zal ik maar zeggen.
Hé, jij daar! Judo! Blijf eens heel snel met je grijpgrage tengeltjes van mijn drietrapstree Schultenbräu af! Ome Jur is misschien wel gek, maar toch niet zó gek dat hij jullie zomaar laat proeven van die met puur geluk gevulde halve literblikken, vers gebrouwen uit de stroompjes van het Zwarte Woud (no racism intended) – althans niet voordat jullie héél snel je oor te luister leggen bij wat Ome Jur te vertellen heeft.
En ja, als je het waagt je juf in te lichten over hetgeen ik jullie zo dadelijk ga voorlezen- of dat papa bier klokt in het bijzijn van kinderen wat dat aangaat – geef ik Zwarte Piet hoogstpersoonlijk opdracht om jullie een voor een uit jullie bedjes te lichten teneinde een gepaste represaille ten uitvoer te leggen, jazeker: anders dan jullie is wijsgemaakt heeft de Pieterbaas wel degelijk een roede, en is hij niet bang om hem te gebruiken ook!
Heb ik nu dan jullie aandacht? Heel fijn.
Ik ga jullie nu een mooi verhaaltje vertellen over Nederland. Ja, precies. Het land waar jullie as we speak worden grootgebracht teneinde ooit een zinvolle bijdrage te leveren aan het welslagen ervan- which I highly doubt, maar goed: voordeel van de twijfel, zal ik maar zeggen.
Ooit, heel erg lang geleden, was Nederland een idyllisch ding dat rechtstreeks leek te zijn geboetseerd uit de verbeelding van Anton Pieck, want geloof het of niet, de bakkers schoven in die tijd de broden nog kakelvers door de brievenbus, de slager slachtte het vleeswaar ter plekke, en tenslotte was daar de plattelandsdokter die daadwerkelijk in hoog aanzien stond bij de godvrezende, lees: veelal analfabetische, schapen in zijn schare. In feite wist de beste man zich helemaal geen raad met alles dat niet direct kon worden verholpen met een bedrust of kamillethee, maar in de eindbalans legde men legde zijn/haar lot toch in de handen des Heeren, dus dat mocht de pret niet drukken.
Maar Nederland was ook een buitengewoon verziekt land, vol met mensen die dingen geloofden die zeg maar heel erg ziek waren. Zoals het idee van een allesbestierende, allesverstierende oppergod die je leven dan weer hier en dan weer daar naartoe dirigeerde met zijn pink, als een verveelde puber met een afstandsbediening.
En die mensen woonden allemaal zo in hun eigen zuil, zoals daar was de grote ornamentloze protestantse zuil, de kraaien zeg maar, die alle leuke dingen stom vonden, rare zwarte kousen aantrokken en waarvan de kinderen geen Nickelodeon mochten kijken van papa en mama want moreel verderfelijk (hoewel het gooien van stenen tegen zondagsrustverstorende auto’s kennelijk geen enkel moreel probleem vormde).
Nu was er in die tijd natuurlijk nog helemaal geen Nickelodeon (een zegen overigens want intens kut). Ook waren er geen kinderpartijtjes, geen frietjes, geen minimumleeftijd qua arbeidsparticipatie, en -oh, opperzegening der opperzegeningen- geen binnenspeeltuinen. Helemaal niks. Ja, aardappelen. Heel veel aardappelen (drooggekookt en minus de jus), aangevuld met extra veel spruitjes om de honger te stillen -rauw- en je mocht blij zijn als je eens per jaar een kleurpotlood cadeau kreeg van je ouders, die het ding bij het minste of geringste gepiep even gemakkelijk weer uit je handen gristen met de mededeling dat je godverdomme helemaal niks te willen hébt: en nou allemaal kleppen dicht!
Kortom, één grote bak puriteinse ellende, lieve kinderen. Zo kon je ook maar beter niet ziek worden in die tijd, want als de dokter geen raad met je wist- en dat was al snel- werd je het probleem van meneer pastoor, die het als zijn voornaamste door God gegeven opdracht opvatte om het de stervende het leven ook in zijn laatste uur zo onaangenaam mogelijk te maken. Bij de katholieke zuil was het al niet veel beter, hoewel je er daar nog net een borrel bij kon krijgen voor je moeite, maar ook het paapse smaldeel had er een handje van de gebruikelijke existentiële schuldbekentenissen af te dwingen aan het sterfbed, meestal via het scherp van de zonde, teneinde alweer de zoveelste doler in zijn doodsnood te draaien naar het licht, en daarmee zijn paradijs-toegangsbewijs zeker te stellen, want de eeuwigheid wacht op niemand. Persoonlijke aflaten aan de kant van door vroomheid uitgeteerd priester- en domineetuig dat er immers een carrière van had gemaakt om het geestelijke leven te verenigen met het vleselijke, bij voorkeur in de beslotenheid van het biechthokje waar, kan ik u verzekeren, meer werd uitgewisseld dan alleen wijwater.
Ik weet, kinderen: ongemakkelijke waarheden. Maar als ik me niet vergis kopen jullie al genoeg zielloze verstrooiing via zulke darmuiteinden als Telekids en Studio 100, of hoe het allemaal ook heten mag. Allemaal het gevolg van dezelfde voortschrijdend inzichten bij de gratie waarvan jullie zonder draadjes met je neefjes en nichtjes in Amerika kunt praten, en niet meer hoeft te vrezen voor je leven als de seizoensgriep uitbreekt. Kortom: vooruitgang, kinderen. Progressie noemen ze dat met een mooi woord, mogelijk gemaakt door nuttig gebruik van het menselijk brein. En zo gebeurde het dat naarmate de tijd verstreek de wetenschap met elke sprong voorwaarts haar waarde aantoonde, iets met boom en vruchten, dit in schril contrast met meer dan een millennium geloofsbeleving die de mens aantoonbaar geen centimeter verder had gebracht.
Waar meneer de pastoor ooit angst inboezemde met zijn deur-aan-deurpleidooien voor nóg meer kinderen, werd hij nu keihard weggelachen bij de deur, en terecht. En toen kort daarop De Pil haar intrede deed in ontwakend Nederland, werd neuken pas écht leuk, excuse moi.
Terwijl eerdergenoemde zuilen verkruimelden waar men bijstond en de ontzuilde mensen, aangemoedigd door mystieke mafkezen als Bhagwan Sri Rajneesh, hun respectievelijke pielemuizen in iedereen staken behalve degenen met wie zij in de echt verbonden waren, begon een tijd die nu te boek staat als de maakbaarheidsjaren. Je kunt je er niks bij voorstellen, wil je ook niet, maar in die tijd plukte iedereen van de Hasselbramenstruik, om een zinnebeeld uit Annie MG Schmidt te gebruiken.
In de praktijk betekende dit dat opa en oma op vage sociaaldemocratische feestjes huissleutels uitwisselden met de overburen, waarop opa zijn plasser parkeerde in tante Ans, en oma’s bloem gewaterd werd door de fietsenmaker van drie deuren verderop. Zo godvergeten high als jullie grootouders ronddartelden in die Torteltuin vol hedonistische Hasselbramen, hadden opa en oma geen zin meer om ook nog een beetje saai productiewerk te gaan lopen doen in een of andere sombere fabriekshal. Kwam dat even goed uit! Heel veel mensen uit andere landen stonden juist te trappelen om een centje bij te verdienen, dus namen jullie opa en oma de gelegenheid te baat om hun armen uit te spreiden terwijl ze in hun deugdronken vervoering uitriepen: “Kom maar hier, arme drommels: alsjeblieft een huis, hier een uitkering- en moeder de vrouw is ook van harte welkom met al haar halfnichten- en neven tot in de vierde graad. En weet je wat, we gooien er ook onderwijs in eigen taal bij om de band met het land van herkomst smeulende te houden.”
Afijn, zo gezegd zo gedaan. Van de weeromstuit ontvouwde zich daar een prachtig multicultureel vergezicht om je vingers bij af te likken (herhaal maar eens, Judo: MUL-TI-CUL-TU-REEL, goed zo – hier vang, een nootje) met de plezierige bijkomstigheid dat opa en oma zich eindelijk konden onttrekken aan al die vervelende maar noodzakelijk taakjes, hoewel ze als vanouds marxistische praatjes verkochten over arbeidersvreugd etc.
Maar er was één probleempje. Nu ja, dat zagen jullie grootouders natuurlijk niet, want de Hasselbramen waren nog lang niet uitgewerkt. Bovendien heetten die problemen toen opstartproblemen, diversiteit kost tijd, etc, en ondertussen moest men niet zo zeuren. Wat dat probleempje was, vragen jullie? Nou, eigenlijk was het probleem feitelijk dezelfde als waar eerder zo grondig mee was afgerekend, namelijk die malle dorpspastoren en dominees, met dit verschil dat je er maar beter geen grapjes over kon maken want bloedjeserieus, achterlijk, en strijdbaar as hell. Vergeet land van herkomst. Religie van herkomst leek de sleutel te bevatten tot het ontsluiten van de vraag waarom de integratie niet te rijmen was met de prachtige sociale rechtvaardigheidsidealen onder het mom waarvan men was binnengehaald.
De afgeworpen religieuze tirannie was back in town, met andere woorden, en wel via een empathische omweg van tolerante verschilligheid. Maar het duizelingwekkende duizend-en-één-nacht-soort schoonheidsvisioen veranderde in een mohammedaanse nachtmerrie zodra de Hasselbramen waren uitgewerkt.
Goed, dat was wel weer genoeg voor vandaag. Volgende keer ga ik in op de moraal en hoe zij zich verhoudt tot het postmodernistische, al dan niet gesundes volksempfinden. Voor nu kan ik alleen maar zeggen: chapeau, kinders! Jullie hebben goed opgelet.
Luisteren maakt dorstig, dus wat mij betreft mogen jullie de keeltjes wateren met een flinke teug goudschuimende Schultenbräu, in 2011 nog uitgeroepen tot het pilsbier met de beste prijs-kwaliteitsverhouding. Neem het er maar van. Nee hoor, kinders, niet zo bescheiden. Er is genoeg voor iedereen. En denk aan wat ik eerder vertelde over Zwarte Piet en zijn roede.