Dinsdag stelde Salima Belhaj (D66) in de Tweede Kamer vragen aan vicepremier Asscher (PvdA) over de advertenties van Defensie en de Belastingdienst op Geenstijl.nl. D66 wilde graag weten of Defensie stopt met adverteren op zo’n ‘vrouwonvriendelijke’ site als Geenstijl.nl. Eerder had GroenLinks ook al aangegeven Kamervragen te willen gaan stellen maar dan over de advertenties van de Belastingdienst op de ‘extremistische’ website op Geenstijl.nl.
Asscher liet weten dat zowel Defensie als de Belastingdienst gestopt zijn met adverteren op Geenstijl.nl. Tevens liet hij weten dat hij de beslissing van de minister van Defensie om te stoppen met adverteren op Geenstijl.nl een prima idee vond.
Om toch nog wat extra deugd te walmen zodat iedereen er echt zeker van is dat ook de PvdA heus Geenstijl wel stom vindt voegde Asscher er gemakshalve nog maar even aan toen dat ook hij vond dat ‘de uitingen op Geenstijl grensoverschrijdend zijn.’
Normaal moet je naar een rechter als je wilt weten wat precies ‘grensoverschijdend’ is, maar in Nederland kun je het ook gewoon aan de vice-premier vragen.
Zowel de vice-premier zelf als de politici en de deugmedia vinden allemaal dat ze door het slopen van adverteerders, en dus het proberen dicht te draaien van de geldkraan naar Geenstijl, ‘écht niet aan de vrijheid van meningsuiting tornen’. Dat zou immers censuur zijn, een overheid die zich actief bezigheid met het bestrijden van onwelgevallige meningen. Nee hoor, het is niets anders dan het ‘stellen van vragen’ aan een adverteerder!
Dat ‘stellen van vragen’ gebeurt natuurlijk wel met de wetenschap dat het eigenlijk retorische vragen aan die adverteerders zijn: de vragenstellers zijn helemaal niet geïnteresseerd in de ethische overwegingen van de adverteerders. Ze stellen de ‘vragen’ omdat ze weten dat adverteerders niet kúnnen antwoorden: adverteren is a-moreel, er valt daar niets ethisch te halen. Er zit geen ander doel of reden achter adverteren dan geld verdienen. De enige overweging om ergens te adverteren is de omvang en soort van de doelgroep.
Maar een adverteerder die, notabene, door Kamerleden en zelfs de vicepremier wordt geconfronteerd met dit soort ‘vragen’ waarop geen antwoord mogelijk is kan niets anders doen dan met de staart tussen de benen vertrekken en hopen dat de storm weer overwaait. Tenminste, als het bij die adverteerder gaat om een commercieel bedrijf. Bij Defensie en de Belastingdienst gaat het om overheidsbedrijven. Aan die adverteerder hoeft de vraag niet eens gesteld te worden: de minister kan kennelijk op eigen houtje besluiten te stoppen met adverteren op een site waarvan de meningen onwelgevallig zijn.
Noem dat maar eens ‘niet tornen aan de vrijheid van meningsuiting’. Als de minister van Defensie iets leest op Geenstijl, of toevallig net die ene reaguurder leest die zegt dat hij haar wil doen, dan kan die minister dus persoonlijk invloed uitoefenen op de inkomsten van die site. En dus op het voortbestaan er van.
Je zult een site hebben die vooral advertenties draait van Defensie en de Belastingdienst en op een dag iets schrijven waarvan de minister, of de vice-premier, vindt dat het ‘grensoverschrijdend’ is: “Bedankt voor het schrijven, maar uw democratisch verkozen Erdogan of Kim Jong Un was not pleased. Toedelidokie, wees maar blij dat je hoofd nog op je romp staat.”
En aangezien de minister helemaal zelf kan bepalen wat ‘grensoverschijdend’ is kan het de volgende keer gebeuren dat een website die het corrupte gedrag van een partijvoorzitter aan de kaak stelt of een online platform dat het hypocriete beleid van een partij als een natte krant doorprikt ineens wat adverteerders van overheidsinstellingen kwijt is. Wat dat betreft mag Follow The Money blij zijn dat defensie (of die ene grote uitvaartorganisatie) niet ook bij hun adverteerde toen ze de bananenboot van VVD-voorzitter Henry Keizer tot zinken brachten.
Het is de natte droom van elke Geenstijl-hater. En dat zijn er veel. Héél érg veel. Geenstijl-haat vind je vooral onder Volkskrant- en NRC-journalisten. En onder politici van GroenLinks en D66.
Maar voor iedereen die Geenstijl haat geldt: je mag er je mening over uiten, je mag boze brieven publiceren, er over Twitteren of aangifte doen of een civiele zaak opstarten. Dat is hoe de rechtstaat werkt. Voor burgers. Want voor Tweede Kamer-leden van GroenLinks en D66 geldt dat je ook gewoon ‘vragen’ kunt stellen aan de vicepremier of de minister. ‘Vragen’ waarop maar één antwoord mogelijk is. Dat antwoord komt toevallig erg goed uit voor politici die het gevoel hebben al meer dan 13 jaar slachtoffer te zijn van Geenstijl.
Zeg hiervan nu nog maar eens dat er ‘echt niet aan de vrijheid van meningsuiting wordt getornd.’ Het gaat hier om politici die hun macht en mogelijkheden gebruiken om adverteerders weg te krijgen bij een voor hun onwelgevallige website, zodat die website minder inkomsten heeft en dus moeilijker kan blijven voortbestaan. Het misbruiken van politieke macht voor je eigen rancuneuze en totalitaire censuurfantasietjes, kortom. In mijn woordenboek heet dat gewoon ‘machtsmisbruik’.
En met een kabinet in de maak waarin ministers van D66 en GroenLinks komen te zitten is dat niet minder dan dood- en doodeng.
Luister ook: de podcast van Bert Brussen en Roderick Veelo over dit onderwerp.