Als jongen kon ik me niet voorstellen dat ooit een band hipper zou zijn dan ABBA. Later zag ik dat ik in de ban was geweest van de mode. Niet alleen de kleding en de muziek, maar ook de politiek is onderhevig aan allerlei modes. In deze tijd is dat vooral de ‘identiteitspolitiek’, eerder was dat het idee de ‘multiculturele samenleving’. Het meest hardnekkige was de laatste decennia echter de mode van het ‘marktdenken’. De Eerste Kamer heeft een aantal jaren terug een parlementair onderzoek gedaan naar de gevolgen van dertig jaar marktpolitiek: van het openbaar vervoer tot de energiesector tot de re-integratie van werklozen. Het oordeel van de senatoren was destijds vernietigend: de introductie van meer marktwerking in de (semi)publieke sector was een fundamentele verandering van het bestuur, maar over de gevolgen werd nauwelijks nagedacht. Naar inhoudelijke kritiek werd al helemaal niet geluisterd, aldus de senaat. Zelf heb ik het ook meegemaakt, als in de Kamer debatten werden gevoerd over de invoering van meer marktwerking. Als je kritische vragen stelde was je al snel een ‘conservatief’, of juist een ‘communist’, waarna elk inhoudelijk debat verder uit de weg werd gegaan. Het waren niet alleen ‘rechtse’, maar vooral ‘linkse’ politici die vaak dit soort etiketten plakten.
Iedereen mag mij een ‘conservatief’ noemen en ook een ‘communist’, of wat dan ook, net wat u wilt. Mensen die de debatten volgen in de Tweede Kamer weten dat ik zelf ook niet te beroerd ben om anderen zo nu en dan de maat te nemen. Maar politieke etiketten plakken kan wel een probleem worden als dit er toe leidt dat politici het inhoudelijke debat uit de weg kunnen gaan. Wat oudere SP’ers noemden ook de discussies die in het verleden zijn gevoerd over de multiculturele samenleving, de opvatting dat nieuwkomers vooral moeten vasthouden aan hun eigen taal en cultuur en niet zouden moeten integreren. Linkse mensen die destijds waarschuwden voor het gevaar van polarisatie en segregatie werden door veel vrijzinnige politici al snel weggezet als ‘nationalist’ en zelfs ‘racist’. Bij PvdA, GroenLinks en D66 hoor ik nu nauwelijks meer mensen die tegen integratie zijn, maar ik heb niemand horen zeggen dat deze partijen daarmee ook ‘nationalistisch’ of ‘racistisch’ zouden zijn geworden. Als een politieke mode eenmaal voorbij is, laten de politieke etiketten ook snel weer los. De meest recente politieke mode lijkt die van de ‘identiteitspolitiek’. Ook hier is een goede inhoudelijke discussie vaak moeilijk, omdat mensen die vraagtekens plaatsen al snel het etiket van ‘discriminatie’ krijgen opgeplakt.
Volgende week begint het nieuwe politieke jaar, met ongetwijfeld weer nieuwe politieke modes. In die modes zullen nieuwe beelden worden gecreëerd en weer andere etiketten worden geplakt, in de Kamer en in de media. Dat is helemaal niet erg, dat hoort allemaal bij het politieke spel. Maar een parlement moet ook durven leren van het verleden. Het onderzoek door de Eerste Kamer naar de politiek van marktwerking gaat namelijk ook over het functioneren van de parlementaire democratie en de mate waarin de Tweede Kamer in staat is om inhoudelijke discussies te voeren. Het onderzoek van de senaat is in 2012 verschenen, maar sindsdien is het in de Tweede Kamer niet serieus besproken. De vrijzinnige partijen lijken niet erg bereid om echt na te denken over de rol die zij in deze marktpolitiek hebben gespeeld en ook niet over de manier waarop de discussies over de invoering van meer marktwerking in het verleden zijn gevoerd. Het lijkt me goed om daar bij het begin van het parlementaire jaar alsnog bij stil te staan, in een serieus debat over een serieus rapport. Modes zijn nog geen waarheid, weet ik sinds ABBA. Al die debatten over meer marktwerking en minder democratie hebben mij in ieder geval één ding geleerd: trek je niet te veel aan van de modieuze praatjes van vrijzinnige politici.