Een carrousel van vier naakte mensen als circus in het theater. Als ik het zo opschrijf roept het niet gelijk de sprookjesachtige betovering op als toen ik het beleefde. Het was de slotscène van een collage van scenes waarbij schoonheid niet de boventoon voerde. De kitsch van de muziek, decor en de uitdossingen deed mij denken aan kunstenaar Jeff Koons, met name aan diens pornografische kitsch met pornoster Cicciolina. De openingsscène, na de prelude waarin een zoele vrouwenstem een ademhalingsoefening met het publiek deed, bestond uit twee mannen met maskers, één had een groot babyhoofd. Ze hadden korte shirtjes aan met borsten erin, eronder waren ze bloot. Dat gaf een gevoel van vervreemding. Je kon de twee figuren niet makkelijk in een hokje plaatsen. De baby klom tussen het publiek door en bleef een poos aan mijn voeteinde zitten, leunend op mijn schoot. Ik had de neiging om het grote babyhoofd zachtjes over het bolletje te aaien. Gedurende de scene veranderen ze in queens met lang golvend haar en braken een lans voor de gays. Een queen met een jurk die het hele podium besloeg zong een vals lied.
Een collage dus van musical, dragqueens, een playbackshow, wat acrobatiek en lichamelijkheid. Drie mannen waren al een poos op het toneel toen er nog een vierde persoon zich verassend aandiende. De dragqueen liet zich onder de jurk kijken waar het publiek Gustave Courbets L’Orgine Du Monde zag. Even later werd de vrouw geboren uit de rokken van de moeder. Een groot babyhoofd maar met de trekken van een oude man met een neuspiercing met daaronder een hemdje en een naakt vrouwelijk onderlichaam. In de hersenen vindt er een kortsluiting plaats: er klopt iets niet: dat grote mannenhoofd op dat vrouwenlichaam. Het lukt ook niet om de vrouw als vrouw te zien. In een scene wordt er met het publiek gezongen. Theater gaat over in ritueel. Het publiek doet mee. Pas in de laatste scene worden alle maskers, pruiken en kleding afgelegd om samen te zweven voor het publiek. De acrobatische meditatieve zweefmolen was het esthetische hoogtepunt van een stuk waarin genderrollen werden gemixt met stereotypen. Waar in het gewone leven mensen kleren aan hebben en in hokjes passen en houterig hun weg gaan, veegde One of a kind van theatermaker Vincent Riebeek deze lijnen uit. Het is een loutering die je doet inzien dat de lijntjes van wat normaal is ook heel anders kunnen zijn.