Toen afgelopen week in Italië een aantal vliegtuigen arriveerden met medische goederen uit Rusland en China stond de Italiaanse minister van Buitenlandse Zaken Luigi Di Maio op de landingsbaan. Alsof hij op een diplomatieke missie was.
De minister deelde z’n vreugde over de Russische en Chinese hulpgoederen live via zijn kanalen op sociale media.
Er was meer dan de goederen alleen, die Luigi Di Maio met de wereld wilde delen. Vooral het beeld, dat de solidariteit met de zo zwaar getroffen Italianen niet uit Europa, maar uit Rusland en China kwam. Dat onderstreepte Di Maio nog eens fijntjes met de woorden: “Wij staan niet alleen, er zijn nog steeds mensen die Italië willen helpen.”
Ook ik zag de beelden. En ook ik voelde schaamte dat we onze Europese broeders zo in de steek lieten, dat zij hun hand wel moesten ophouden bij het autoritaire duo Putin en Xi.
Dat Putin en Xi zo hun eigen geopolitieke agenda hebben om de Italianen te helpen, doet niks af aan het onvermogen van de EU om in geval van ernstige nood lidstaten bijstand te verlenen. De Europese solidariteit stond hier in zijn hemd en dat was precies wat de Italianen de rest van Europa onder de neus wilden wrijven.
Maar het coronavirus had zich inmiddels via Italië in heel Europa aangemeld. En alle lidstaten hielden – en houden nog steeds – de adem in over hoeveel IC-bedden, beademingsapparaten en mondkapjes het virus zal gaan opeisen in eigen land.
Ik had de gezichten hier wel eens willen zien als gebleken was dat de medische tekorten in ons land nog veel groter waren geweest als gevolg van een solidariteitsactie voor de Italianen.
Toch gingen er ook twee vrachtvliegtuigen met zeven ton aan medische apparatuur vanuit Duitsland naar Milaan. Aan boord onder meer de ventilatoren die zo dringend nodig waren in Noord-Italië. Over die hulpactie bleef Di Maio opvallend stil.
Zo blijft het beeld in tact dat Italië, in de ergste crisis sinds mensenheugenis, in de steek gelaten is door zijn zogenaamd beste vrienden in Europa. En niet zonder reden.
Met de publicatie deze week van een paginagrote oproep in de Duitse krant Frankfurter Allgemeine Zeitung proberen prominente Italianen het momentum te benutten, waarin solidariteit binnen Europa inmiddels als de belangrijkste economische deugd wordt gezien.
De oproep is bedoeld, om het verzet van Duitsland en Nederland te breken tegen het aangaan van gezamenlijke schulden in de vorm van eurobonds of ‘corona-obligaties’.
Het lijkt mij tot in lengte van jaren onverkoopbaar aan Duitsers en Nederlanders om garant te staan voor het reilen en zeilen van de Italiaanse of de Franse economie. Dat weet Rutte ook. Vandaar zijn stelling ‘eurobonds, dat nooit’.
Wat ook niet gaat veranderen in Europa zijn de huishoudboekjes van Italië en Frankrijk en het onvermogen van die landen om te hervormen.
De ruim 60 economen – die deze week het kabinet opriepen tot een gezamenlijke Europese aanpak van de crisis – erkennen de noodzaak van hervormingen en het verkleinen van de Italiaanse en Franse staatsschuld. “Maar begin er nou nu niet over”, zeggen ze.
Het is daar inderdaad een onmogelijke tijd voor. Maar de afgelopen 20 jaar heeft het debat erover in de Eurogroep tot niets geleid. En wees eerlijk, dat debat gaat straks na de coronacrisis ook de komende 20 jaar geen gedisciplineerdere Italianen, Fransen of Grieken opleveren.
Daarmee ondergraven zij op hun beurt de Europese saamhorigheid en de muntunie en blijft de deur naar euro-obligaties voor altijd gesloten.
Toch moet er nu geld op tafel komen. En veel ook. De ECB neemt, net als de vorige keer, het voortouw. Maar deze keer ontkomen de lidstaten niet aan een gezamenlijk plan.
Daar hoort Nederland bij. Maar niet afgedwongen door opzichtige mediacampagnes en emotionele chantage. Ik gun Rutte en Hoekstra de komende dagen veel wijsheid en een rechte rug.
Deze column werd eerder gepubliceerd op RTLZ.nl.