Het is weer hommeles. Donderdagochtend heeft Lodewijk Asscher zich teruggetrokken als partijleider van de PvdA. Het laat maar weer eens de kwetsbaarheid van die titel zien. Het is goed om te weten dat die redelijk recent is geïntroduceerd. In de statuten komt deze titel niet voor en de PvdA is wel een partij van leiders geweest, maar vooral van meerdere leiders tegelijkertijd. Niet alleen de met elkaar concurrerende en elkaar op ideologische gronden bestrijdende leiders (waar we de uitspraak dat waar twee PvdA-ers samenkomen een milieuvergunning aangevraagd moet worden), maar vooral omdat de PvdA een bestuurderspartij was, met lokale, regionale leiders, partijgenoten die actief waren in de toppen van het bedrijfsleven, maar ook in bewonersorganisaties en verder in het maatschappelijk middenveld. Kortom: de kracht van de PvdA zat niet zozeer in de leiding als wel in de leiders. Meervoud. En interne strijd hoort daar bij, zeker omdat het bij PvdA-ers altijd ergens over gáát
Dat Asscher nu afgetreden is, is even tragisch als onontkomelijk. Voor het congres zijn meerdere moties ingediend die opriepen dat het presidium, de partijleiding, de fractievoorzitter en weet ik wie zouden moeten aftreden. Goed dat die moties er waren: ik had verwacht dat die met zo’n 90% van de stemmen verworpen zouden worden, waarop de voorgestelde lijst, waar uitstekende mensen op staan, en het partijbestuur fris en vrolijk de campagne in zouden kunnen gaan. Helaas. Een aantal ‘partijprominenten’ is op het lumineuze idee gekomen om een nogal kruiperige ‘motie tot steun’ in te dienen, waarop daar weer discussie over ontstond. Een rampzalig vechtcongres lag in het verschiet met deze al even rampzalige stap als gevolg.
Het is niet alleen de pech dat juist voor de verkiezingen het toeslagendossier tot een apotheose komt die tot dit debacle heeft geleid. Het is een gevolg van de jarenlange oligarchisering die zich in de partij afspeelt waarbij steeds meer macht bij steeds minder mensen terecht is gekomen. De leiders van de PvdA zijn -soms om goede redenen- opzijgezet; zowel het lokale als bestuurlijke netwerk zijn om zeep geholpen zodat de PvdA geen bestuurderspartij, volkspartij of emancipatiepartij is, maar een machtspartij waarbij het beleid, de vorming van besturen en het opstellen van kieslijsten in handen was van een kleine, zichzelf en hun vrienden benoemende, partij-elite. Heel tragisch, maar niet de eerste keer in de geschiedenis dat het voorkwam: om de macht van de ene elite te doorbreken, wordt een andere gecreëerd. Signalen uit de buitenwereld worden weggehouden of gebagatelliseerd, lokale leiders en mensen met verstand van zaken staan buitenspel. Met een beter werkende partijdemocratie zouden signalen eerder en beter binnengekomen zijn, en zou de impact van het toeslagendossier bij onze achterban tot andere overwegingen hebben geleid.
Maar wat nu? Sommigen pleiten ervoor om dan toch maar met de voormalig Maoisten (SP) of de voormalig Marxisten-Leninisten/pacifisten/Evangelische Progressieven (GroenLinks) samen te gaan, maar dat lijkt me een offer uit armoe. Onze ideeën zijn helder, onze aanpak (relatief) consistent: we willen ervoor zorgen dat mensen niet buiten de boot vallen en mensen die buiten de boot gevallen zijn erin hijsen. De overheid heeft daarbij de taak dat te reguleren, dit in tegenstelling tot de VVD die de de oplossing ziet in het bedrijfsleven en het individu en het CDA die de oplossing ziet in moraliteit en het maatschappelijk middenveld en het gezin. De SP en GroenLinks missen het bestuurlijke perspectief dat de PvdA nu juist zo sterk en aansprekend maakt en zijn nóg wispelturiger in hun standpunten dan de sociaaldemocratie bieden kan.
De boel opheffen of fuseren zijn dus geen optie. Dat betekent: voorwaarts, en niet vergeten.
In ieder geval drie dingen moeten nu snel gebeuren:
Uithuilen, een flinke klodder arbeidersspuug op de wond en aan de slag!