Het onze collectieve plicht ervoor te zorgen dat de kleine, kwetsbare Joodse gemeenschap die we in Nederland nog hebben zich hier thuis kan voelen, en hier een leven kan leiden zoals men dat wenst, zonder het gevoel dat de etnische en/of religieuze identiteit die men met zich meedraagt hier niet welkom is. Dat geldt voor iedere etnische en religieuze groep, maar het lijdt geen twijfel dat de joodse gemeenschap, gezien de geschiedenis van de twintigste eeuw, een speciale plaats inneemt, en extra steun en zorg verdient. Het is dan ook goed dat onze overheid de herhaaldelijke signalen over ervaren antisemitisme serieus neemt, en zorgvuldig onderzoekt. Het is nog beter dat onze minister voor Integratie Lodewijk Asscher (PvdA) voornemens is doordacht beleid uit te stippelen om geconstateerde problemen aan te pakken.
Toch knaagt er iets terwijl ik blader door het rapport dat het Verweij-Jonker-instituut voor de minister schreef, en wanneer ik zijn aanbiedingsbrief lees, en herlees. Het beeld is, eigenlijk, een flink stuk minder dramatisch dan je zou verwachten op basis van de berichtgeving over antisemitisme in sommige media. Er is geen sprake van massaal antisemitisme onder Nederlandse jongeren, ook niet onder moslimjongeren. De overgrote meerderheid van de moslimjongeren in Nederland heeft in het geheel geen begrip voor gescheld of geweld tegen Nederlandse joden, ook niet in de context van het Israëlisch-Palestijnse conflict.
Het aantal Marokkaanse jongeren dat ‘niet zo’n positief beeld’ heeft van Joden (9 procent) is net zo hoog als het aantal Marokkaanse jongeren dat niet zo’n positief beeld heeft van Nederlanders. Oudere jongeren zijn bovendien op veel punten gematigder dan pubers, en hoger opgeleiden en meisjes zijn minder negatief dan lager opgeleiden en jongens. Gechargeerd: domme jochies van vijftien en zestien denken soms uiterst vervelende dingen over een ingebeelde vijand die in werkelijkheid helemaal geen vijand is. Je zou haast denken: ‘goh’.
Het punt is: de reactie van Asscher sluit totaal niet aan bij de toon van het rapport. Asscher noemt de uitkomsten van het onderzoek ‘zeer ernstig’ en ‘schokkend’, en benadrukt prompt dat iedereen in Nederland ‘veilig over straat’ moet kunnen lopen. Hij suggereert bovendien dat het Israëlisch-Palestijnse conflict ‘overslaat op onze buurten’. Voor de duidelijkheid: het onderzoek doet helemaal geen uitspraken over de veiligheid op straat, en impliceert in het geheel niet dat het Israëlisch-Palestijnse conflict de sfeer in steden in Nederland bepaalt. Veel van de conclusies die de auteurs trekken wijzen eerder de andere kant op: het gaat om een zeer kleine groep, en veel als ‘antisemitisch’ betitelde uitingen kun je niet zomaar zien als ‘intentioneel antisemitisme’ (p. 35).
De minister blaast de conclusies van het rapport een tikkeltje op. Dat is nergens voor nodig, en bovendien schadelijk. Je kunt heel goed recht doen aan de conclusies van dit rapport, en aan de problemen die geschetst worden zonder meteen totaal door te schieten in allerlei pessimistische superlatieven, en een beeld op te roepen waarin er sprake lijkt van veiligheidsrisico’s of van het redelijk massaal goedpraten van incidenten waarbij geschopt en geslagen wordt. Sterker: het is essentieel om, juist bij een zo gevoelig probleem als antisemitisme, het genuanceerde midden te vinden tussen bagatellisering en overreactie.
We horen te veel antisemitische uitingen in Nederland, zeker op momenten dat de strijd tussen Israël en de Palestijnen oplaait, en we moeten doen wat redelijkerwijs kan om de dingen die we beter kunnen maken, beter te maken. Het kan daarbij overigens geen kwaad om je te realiseren dat de 12 procent ‘moslims’ die volgens het onderzoek beweert ‘niet zo’n positief beeld’ te hebben over Joden in Nederland in absolute aantallen uit minder mensen bestaat dan de 2 procent ‘niet-moslims’. Ieder beleid dat je uitstippelt zou dan ook op beide groepen gericht moeten zijn, en gezien de in het onderzoek geconstateerde problematiek moeten gaan over de grens tussen te billijken kritiek op Israël, en virulent antisemitisme. Het moet echter vooral buiten kijf staan dat het hier niet gaat om grote delen van de mensen die in Nederland wonen, maar om een kleine, buitengewoon irritante groep snotapen, die we dringend eens moeten leren wat hier de geldende mores zijn.