Het had niet veel gescheeld of Wannes Cappelle had afgelopen zondag in Londen vanaf het veld staan kijken naar een dwarsdoorsnede van de muzikale ellende die Groot-Brittannië de afgelopen vijftig jaar over ons heeft uitgekotst. Samen met de Belgische atleten, wellicht met een eerste, tweede of derde metaal om zijn nek. Gewonnen op de triatlon. Cappelle was namelijk een jeugdtalent, op zijn zestiende als Belgisch kampioen aanwezig bij het Europees kampioenschap triatlon van 1996 in Hongarije.
Het werd echter geen eerste, tweede of derde metaal; zijn heupen verhinderden dat. Cappelle moest stoppen met sporten, een droom in duigen, om vervolgens weer een droom na te jagen: goud pakken met Het Zesde Metaal. En dat had moeten gebeuren met Akattemets in 2008, een prachtig debuut vol weemoedig Europeana en flarderen grootste postrock. Maar vooral ook met prachtige teksten, rake teksten die een enkele zin sfeer zetten en duidelijke beelden scheppen, teksten in zijn moerstaal, teksten in het West-Vlaams.
West-Vlaams, wellicht de zelf opgeworpen barrière die airplay verhinderde en het uiteindelijke succes in de weg lag. Want ondanks niets dan lovende kritieken won Cappelle met zijn debuut geen goud en mocht het in Nederland vrijwel alleen doen met voorprogramma’s bij Roosbeef (waar Cappelle ook bij in de live-band speelt). Een teleurstelling die er toe leidde dat hij tijden lang niets meer op papier kreeg.
Een Vlaamse Frank Boeijen
De pen is echter teruggekomen, en begin dit jaar is de opvolger Ploegsteert in België uitgebracht. Wederom een album dat niets anders dan Goud verdient, maar het vooralsnog met koper lijkt te moeten doen. Tekstueel toont Wannes Cappelle dat hij zich met eenvoud kan meten aan een Nederlandse grootheid als Bram Vermeulen of Frank Boeijen. Mannen die eenvoudig met enkele woorden, haast een schets, een heel verhaal kunnen vertellen. Cappelle doet dat nog steeds in het West-Vlaams, maar met een licht gewillig oor is dat goed te verstaan en anders doet mama-appelsap de rest.
Want of je het nu verstaat of niet, begrijpen en voelen doe je het wel dankzij het warme bad waarin de woorden drijven. Zo lijkt de tijd stil te komen staan in ‘Benauwd’, een nummer over de angsten van Cappelle. De weemoed daalt als een zware maar warme deken over de luisteraar en vooral de ijzige gitaren naar het einde toe weten de benauwdheid goed te vertalen; een gevoel dat eenieder kent.
En ook de tocht naar het vaderschap, waar de plaat mee afsluit in ‘Met Drie’, vertaalt bekende twijfel, angsten, onmacht, melancholie en een kleine steek onder water naar geestelijken met losse handjes: Cappella vreest niet om gekke sprongetjes te maken in zijn teksten. De combinatie van kleine folk motiefjes met scherp zingende gitaren die aan Mono en Sigur Rós doen denken, de gestage opbouw naar bombast zonder enige vorm van opgeblazen grootsheid, alle ingrediënten voor vijftig minuten kippenvel zijn op Ploegsteert aanwezig. Een plaat die raakt, en West-Vlaams ligt daar geen strobreed bij in de weg. En velen male beter als hetgeen zijn collega atleten in Londen moesten aanschouwen.
http://www.youtube.com/watch?v=fE_UDfPpLtU