Column

Absurdistisch overheidsbeleid nekt academische opleidingen

25-06-2014 11:39

Zesentwintig onvoldoendes deelde de NVAO uit bij de afgelopen visitatie van het onderwijs in de geesteswetenschappen. De Volkskrant pakte meteen groots uit: honderden (!) studenten zouden onterecht hun bul hebben gekregen. Ja, de academie stond er weer mooi op. Er werd nog net niet hardop gerept over ‘massale fraude’; Diederik Stapel werd nog net niet uit de kast getrokken, maar zijn schaduw waarde reeds rond. Ondertussen draaiden de academische spinmachines overuren. Opleidingen gingen ‘aan de slag’ met verbetertrajecten, en volgens de NVAO zelf was het vooral een ‘wake-up-call’. Faculteiten stuurden hun medewerkers kalmerende e-mails.

Een frustrerend mediacircus

Het is, als je als medewerker verbonden bent aan een universiteit, een wat frustrerend mediacircus. Het ongefundeerde aplomb waarmee een krant impliceert dat er en masse ten onrechte diploma’s zouden worden toegekend is om depressief van te worden – alsof we in ons onderwijs allemaal maar wat aanmodderen zonder dat het ons een zier kan schelen. De omfloerste propagandataal van de communicatieafdelingen van universiteiten is ronduit tenenkrommend – alsof mooier moet lijken wat in de grond simpelweg lelijk is (en alsof niemand daar doorheen prikt). Vooral wanneer ondertussen het echte probleem onbenoemd blijft.

Laten we wel wezen: de kwaliteit van ons universitaire onderwijs is een groot goed, en een gefundeerd oordeel met onderbouwde kritiek en concrete verbeterpunten verdient het om zeer serieus te worden genomen. Het is dus best wel een beetje mal om, zoals de UvA-decaan deed, te roepen dat het eigenlijk allemaal vooral kwam door de strengere visitatie-eisen, of om, zoals een Leidse hoogleraar deed, op twitter de visitatiecommissie voor incompetent te verslijten. Zeker als je je bedenkt dat een deel van de geconstateerde issues zeer reëel zijn, en de publiciteit rondom zo’n rapport een prachtig moment is om die eens grondig op de kaart te zetten – omdat ze lastig op te lossen zijn zonder hulp van de minister van onderwijs.

De onbeperkte instroom…

Twee zaken zijn het in dat opzicht vooral waard genoemd te worden. Ten eerste: een flink aantal van de opleidingen die als ondermaats beoordeeld zijn zijn groot, en hebben extreem veel studenten per onderwijzende medewerker. Dat leidt tot grote werkgroepen, minder aandacht voor individuele studenten, en dus tot onderwijs van minder hoge kwaliteit. Om een indruk te geven: in Oxford gaf ik een eerstejaars-college oudheid aan twee groepen van acht studenten. In Leiden had ik, voor een vergelijkbaar college, een groep van liefst tweeëntwintig (!) studenten. Individuele begeleiding is dan bijna onmogelijk, en op college komen veel studenten feitelijk nauwelijks aan bod. Goed onderwijs kost, met andere woorden, geld – zeker bij een onbeperkte instroom: veel opleidingen in de geesteswetenschappen hebben een zeer dringende behoefte aan méér medewerkers – of aan minder studenten. Dit rapport was een uitstekende gelegenheid om dat probleem eens luid en duidelijk te benoemen.

…botst met de prestatieafspraken

Het tweede punt dat het deze dagen verdient nadrukkelijk aan de grote klok gehangen te worden heeft te maken met de nogal paradoxale effecten van de door de universiteiten gemaakte prestatieafspraken. Wat is het geval? Aan de ene kant vraagt de minister – terecht – om onderwijs van hoge inhoudelijke kwaliteit en diploma’s gebaseerd op streng getoetste kennis en vaardigheden van hoog niveau. Aan de andere kant hebben (veel) universiteiten afspraken gemaakt over de hoeveelheid studenten die uiteindelijk een diploma haalt. Zo moeten we in Leiden 75 procent van de eerstejaars binnenboord zien te houden, en moet liefst 70 procent binnen vier jaar een bachelordiploma halen – en ja, dat is dus de verantwoordelijkheid van de universiteit. In het eerste studiejaar streng selecteren op kwaliteit en denkniveau – iets dat zeker bij de grotere opleidingen in geesteswetenschappen geen slechte zaak zou zijn (ook al gezien het arbeidsperspectief van afgestudeerden) – is de facto onmogelijk, omdat het ministerie dan komt klagen dat er niet genoeg studenten afstuderen. Een bizarre situatie, waarbij opleidingen gedwongen zijn hun kwaliteitseisen aan te passen aan het niveau van de instromende studenten – waarvoor ze vervolgens bij een volgende visitatie weer op hun kop kunnen krijgen. Met andere woorden: de kwantitatieve eis van de prestatieafspraken staat op gespannen voet met de kwalitatieve eis van de NVAO. Het beleid spreekt zichzelf tegen.

Kwalitieit kost geld

Het is niet meer dan terecht dat de NVAO de alfaopleidingen kritisch beoordeelt, en de kritische rapportage geeft aanleiding tot allerlei zelfreflectie en verbetertrajecten, maar dat geldt zeker óók – en misschien wel vooral – voor het beleid waarmee universiteiten en opleidingen geconfronteerd worden, en voor de middelen die ze krijgen om aan de hun opgelegde kwaliteitseisen te voldoen. Dat betekent: kwantitatieve afspraken over studie-rendement per direct van tafel – zodat selectie mogelijk wordt, en voldoende middelen (juridisch dan wel financieel) om aan de terecht hoge kwaliteitseisen te voldoen. Bij ongewijzigd beleid moet men van universiteiten geen wonderen verwachten: kwaliteit kost geld.