Column

Als ik Schippers zou zijn, zou ik nog meer korten

30-03-2012 16:00

Mijn werk in de gezondheidszorg is uitermate boeiend. In de achterliggende acht jaar heb ik in menig keuken gekeken. Meestal bij zorgaanbieders in de care sector. Van de traditionele ziekenhuizen heb ik veel minder kaas gegeten. Ik houd niet van bloed en snijden. Met name de geestelijke gezondheidszorg heeft mijn warme belangstelling. De GGZ is met vier procent van het totale budget een betrekkelijk kleine speler op de zorgmarkt. De focus van budgetverdelend Nederland richt zich op de veel grotere ziekenhuissector. Samen met de gehandicaptenzorg, thuiszorg, verpleeg- en verzorgingshuiszorg, werkt de GGZ voor de allerzwaksten van onze samenleving. Dit is mooi en dankbaar werk. Nieuw perspectief bieden aan de dolenden en sleutelen aan mensen die de weg kwijt zijn. Juist met die diepgewortelde maatschappelijke taak mag je van de GGZ verwachten dat er goed is nagedacht over besturing, zorgplannen, behandelmethodieken, medicatie en verbeteringen. De sector bestaat tenslotte al meer dan een eeuw.

Zowel de voormalig ministers Hoogervorst, Klink als nu Schippers hebben kennelijk een beeld van de GGZ dat grofweg overeenkomt met mijn observaties: amateuristisch geleide zorgaanbieders. Jaar na jaar zijn er stevige budgetkortingen doorgevoerd en telkens blijkt dat er meer mensen geholpen zijn tegen een gelijkblijvende of lagere omzet. Het zou dus zo moeten zijn dat GGZ-instellingen op hun reserves hebben ingeteerd. Dit blijkt niet het geval, een enkele uitzondering daargelaten. Zowel in absolute zin als qua ratio’s, zijn de omzet- en vermogensposities sterk verbeterd. Het eigen vermogen is behoorlijk gegroeid om met name ‘een betere positie op de financiële markten’ te krijgen.

Plaatselijke bakker
Je hoort de minister denken: ”Waarvoor heb jij een betere positie op de financiële markt nodig? Wat was jij dan van plan te gaan aanschaffen?” In een zorgveld waar de vraag grillig is en snel evolueert, is het juist onhandig dat je eigen locaties hebt. Om flexibel te blijven kan je beter huren. Zeker als nog geen idee hebt wat je over twee jaar aan zorgproducten gaat leveren en aan wie. Al zou Schippers het al willen, dan is het nog de GGZ zelf die haar geen argumenten geeft om als onbezoldigd ambassadeur voor de sector op te treden: ”Meer doen met minder geld en een uitdijend eigen vermogen? Volgend jaar korten we weer.” Zo werkt het bij de plaatselijke bakker ook.

Al jarenlang is dan ook de hamvraag wat de kwaliteit van het afgeleverde werk is. Zijn mensen echt geholpen en opgeknapt? Hebben zij dat nieuwe perspectief gekregen? Zijn mensen daadwerkelijk van hun stoornis verlost?

Zoals iedere financier doet, kijkt ook de minister naar haar rendement door zich de vraag te stellen of haar euro doel getroffen heeft of weggegooid geld is. Al decennia blinkt de sector uit in het schuldig blijven van dit antwoord. Smoezen genoeg maar aan harde data ontbreekt het simpelweg. Na het afschaffen van preventiegelden zou de GGZ overspoeld worden met tsunami aan nieuwe patiënten. Niks van gemerkt. Korten op subsidie voor loopgroepen en gebruikersruimten zou massa’s nieuwe dolenden opleveren. Niks van gezien. En zo wemelt het van de voorbeelden.

Minder, minder, minder
In de grote steden hoor je het verweer dat de GGZ de kosten heeft gemaakt om overlastgevenden uit het straatbeeld te halen en dat de revenuen daarvan terecht gekomen zijn bij politie (minder interventies), verzekeraars (minder diefstallen en inbraken) en woningbouwverenigingen (minder huisuitzettingen). In plaats van naar anderen te wijzen zou het slimmer zijn als de GGZ bikkelhard zou aantonen dat de euro van de minister heeft gerendeerd.

Er zijn heel veel zorgonderwerpen te benoemen die dit ‘toon aan’, ‘laat zien’ en ‘maak hard’ als antwoord moeten hebben. Dit betekent dat de GGZ de interne sturing moet richten op hard cijfermateriaal. Het ultieme bewijs dat doelmatig met de subsidie-euro is omgesprongen. Er zal geen minister zijn die minder budget beschikbaar stelt aan een sector die onomstotelijk aantoont dat de financiering rendeert. Toekomstige budgetkortingen kan de sector zo zelf voorkomen.

Het doet pijn te ervaren dat deze bewijsattitude nauwelijks in de GGZ leeft. Het protocolleren van ziektebeelden is mede door toedoen van de sector zelf zo’n woud aan regels en uitzonderingen geworden, dat sturen op output nauwelijks mogelijk is. Zelfs brancheorganisatie GGZ Nederland, die samen met Zorgverzekeraars Nederland een initiatief heeft opgezet om te kunnen benchmarken (SBG), laakt wanhopig de weigering van haar leden om behandelresultaten aan te leveren. Bestuurder Aartjan Beekman van GGZ inGeest en hoogleraar psychiatrie van VU Medisch Centrum, roept zelfs publiekelijk op tot verzet tegen het verplicht aanleveren van data. De GGZ blijft hierdoor een hoog hocus pocus gehalte houden.

Het management is nooit bezig met zorg
Bestuursvoorzitters praten liever over bestuurlijke samenwerking, aanschaf van onroerend goed, administratieve trucks om net onder de Balkenende-norm te blijven, ontschotting in bekostigingssystematiek, duaal leiderschap et cetera. Stuk voor stuk onderwerpen die nauwelijks van belang zijn en slechts de aandacht afleiden van de primaire opdracht van een care organisatie.

Als je echt een slap verhaal over de GGZ wilt horen, dan moet je aan een bestuursvoorzitter vragen waar hij/zij met zijn organisatie over twee jaar staat. En welke zorgproducten hij/zij dan denkt te kunnen aanbieden en aan wie. Omdat hij essentieel is, stel ik die vraag af en toe.

Noot voor mijn criticasters. Nee, ik heb er geen enkele moeite mee om het eigen nest te bevuilen. De maatschappelijke opdracht die de care sector heeft meegekregen, is zoveel belangrijker dan onnodig geneuzel en egotripperij. Het is hoog tijd dat de sector zich – omwille van de patiënten – gaat realiseren dat verantwoording over het doelmatig gebruik van externe middelen, de enige kurk is waar de toekomst van de sector op drijft. Bestuursvoorzitters wil ik adviseren om maar eens te beginnen om bij iedere besluit dat je neemt, je de vraag te stellen of je dit ook gedaan zou hebben als je het uit eigen portemonnee zou moeten betalen. Good Governance heet dit proces. Sinds de invoering in 2007 van de zorgbrede Governancecode van professor Pauline Meurs werd u al geacht zo te rapporteren.

Adrie Kok blogt zelf hier.