Bezuinigingen op universiteiten zetten Nederlands aanzien op het spel

25-02-2015 15:18

“Utrecht dichtstbijzijnde universiteit ter wereld”, kopte de satirische website De Speld op 31 oktober jongstleden. “Dat blijkt uit een ranglijst die is opgesteld door de Universiteit Utrecht”, zo vervolgde het stukje, dat meldde dat minister Bussemaker met die uitkomst zeer tevreden was, omdat studenten “bereikbaarheid als een belangrijke factor bij de keuze voor een universiteit noemen”. Ik had het stukje opgeslagen, omdat het zo karakteristiek is voor de ranglijstjes-waanzin waartoe, net als veel andere sectoren van de samenleving, als gevolg van een eenzijdig op directe financiële opbrengsten gericht denken ook het praten in politieke en bestuurlijke kring over universiteiten is gedegenereerd.

O ja, de hekkensluiter op De Speld-wereldranglijst wil ik U niet onthouden: de Victoria University of Wellington in Nieuw-Zeeland. Die “scoort net als de afgelopen vijf jaar het slechtst op het gebied van nabijheid. Rector magnificus McKinnon is inmiddels opgestapt omdat zijn positie onhoudbaar was geworden.”

Idiote criteria

U lacht – maar de werkelijkheid is vaak al bijna zo bizar, als je ziet aan wat voor idiote criteria universiteiten vandaag moeten voldoen om voor financiering in aanmerking te komen, en hetzelfde geldt intern. Een stijgende ‘output’, zich vertalend in de eis met steeds hogere slagingspercentages te komen, is de norm geworden. De dichtstbijzijnde universiteit ter wereld van zojuist adverteerde een paar jaar geleden met de slogan: “Inschrijven is meedoen, meedoen is slagen.” Kortom: allemaal een tien!

Het heet in managerskringen vast marktgericht en dus supermodern, maar doet mij meer denken aan de jaren zeventig, toen bij sommige studies de studenten elkaar mochten beoordelen en elkaar dus inderdaad snel een tien gaven. We zijn gewoon allemaal excellent – een opvatting die in bonanerende bankiers- en andere bobokringen nog steeds schering en inslag is, waarbinnen de leden van het old-boys-network elkaar wederzijds voor geniaal en onmisbaar verklaren en op grond daarvan vanzelfsprekend miljoenen menen te mogen toucheren.

Opstelten en ICT

Een recent Haags staaltje daarvan vormen natuurlijk die twee heren die door Opstelten voor een maandsalaris van zestigduizend euro waren ingehuurd om bij de politie de ICT op orde te brengen. De ene was degene die in een rapport zijn voorganger had afgebrand, de ander een partijgenoot van de minister. De desbetreffende ICT functioneert nog steeds niet, maar inderdaad: geniaal!

Door decennia van bezuinigingen en reorganisaties murw geslagen, laten studenten en docenten de onzin die van boven op hen afkomt meestal gelaten over zich heengaan, ofschoon de tweeden uit praktijkervaring weten dat elke ‘definitieve’ reorganisatie slechts een tijdelijke is, en de afgedwongen nieuwe opzet van vakgroepen en studies een paar jaar later weer op de schop moet, omdat het management anders niets te doen heeft en dus overbodig zou kunnen lijken.

Bouwplannen en fusies

Dat geldt ook voor de miljoenen verslindende bouwplannen, waar niemand van de academici op zit te wachten, maar waaraan de bestuurders prestige hopen te ontlenen, met het oog op een eigen volgende profijtelijke carrièresprong. Echt, dat onbruikbare ROC in Leiden vormt niet het enige megalomane nieuwbouwproject op onderwijsgebied.

De Amsterdamse Universiteit kan er ook wat van: permanent staan nieuwe fusies van vakgroepen en verhuizingen van faculteiten op het program. Om dat te kunnen bekostigen moeten nu bij de humaniora massaal docenten worden ontslagen en studies worden opgeheven. Niet toevallig houdt het door niemand gekozen, zichzelf coöpterende universiteitsbestuur zich voor de werkvloer Oost-Indisch doof.

Het Kwaad zetelt in het Maagdenhuis

Dat is, waar nu een aantal studenten terecht tegen in verzet is gekomen. Uiteraard heb ik, als gastonderzoeker bij Europese Studies, een steunverklaring ondertekend, ook al hebben ze met het Bungehuis eigenlijk het foute gebouw bezet – het Kwaad zetelt in het Maagdenhuis, dus bestorm dat, zou ik zeggen – en kan ik niet elk detail van hun opvattingen en organisatie onderschrijven.

Het studentenprotest draagt daartoe een net iets te hoog Occupy-gehalte, met de bijbehorende anarchistische, basisdemocratische aspecten – oeverloos vergaderen vormt van bezetter tot bestuurder de hoofdkwaal waaraan Nederland op elk niveau laboreert – waarbij er van alles wordt bijgesleept om meteen de oorlog aan ‘het kapitalisme in het algemeen’ te kunnen verklaren. Ofschoon het rendementsdenken uiteraard niet losstaat van de dominantie van de neoliberale marktdogma’s.

Korte-termijns-nutsdenken

Want de bezuinigingen, waartegen de bezetters zich keren, en die onevenredig de humaniora treffen, hebben natuurlijk alles met dat korte-termijns-nutsdenken te maken, dat al in Den Haag begint. Het wetenschappelijke topsectorenbeleid van het departement, waarvoor steeds meer geld aan het beheer van de universiteiten zelf wordt onttrokken, is helemaal op de behoeften van het bedrijfsleven afgestemd, en dus nagenoeg uitsluitend voor de bèta-wetenschappen bedoeld.

Ook bij de Koninklijke Academie voor Wetenschappen – waar door een slinkse coup, in strijd met de gebruikelijke gang van zaken, laatst de ene bèta de andere als voorzitter is opgevolgd – vormen de Letteren een ondergeschoven kindje, en bij de universiteiten vangen zij eveneens relatief de hardste klappen op.

Nu dreigen, als gevolg daarvan, na eerdere reducties en concentraties, een aantal afzonderlijke taalstudies zelfs volledig uit Nederland te verdwijnen, omdat er zich geen honderden studenten voor aanmelden. Het is echter van de gekke als er straks niemand meer in het Deens of Hongaars, of in een wereldtaal als het Portugees (Brazilië!) thuis zou zijn. Hier staat voor Nederland met zijn internationale pretenties inmiddels een algemeen belang op het spel dat verder reikt dan een of ander kostenplaatje of de kloppende kas van dit moment.