De bedenkelijke terugtocht van het denken

19-03-2012 14:00

DenkenHet is even wennen. De denkende klasse, of wat je daar het restant van kunt noemen, heeft de laatste aanval ingezet. Namelijk, de aanval op het denken zelf. Op de onalledaagse gedachte dat de verontwaardiging over de Polensite slechts gericht was op het genereren van aandacht, en bovendien op een verkeerde en niet-oplossingsgerichte vorm van aandacht, reageerde parlementair journalist Kees Boonman in zijn Tros Kamerbreed niet met een tegengedachte, maar met de snibbige uitroep: ‘Politiek gáát om aandacht!’ Tweede Kamerlid Frans Timmermans verweet in zijn illustere dolkstootbrief de SP een soort luchtfietserspartij te zijn omdat ze teruggreep op een maatschappij die ‘nooit heeft bestaan’. En als je een link durft te leggen tussen de publieke omroep, de schier eindeloze aandacht voor het PvdA-circus en de subsidiestromen van Den Haag richting Hilversum en je noemt dat ‘de terreur van de kijkcijfermanie’, dan heet je in het veronderstelde epicentrum van denkende Nederlanders, de grachtengordel, ‘zuur’. Nu kun je natuurlijk beweren dat journalisten, politici en grachtengordeldieren als modieuze meewapperaars eigenlijk meer tot de meute behoren dan tot de denkende klasse en het, derhalve, niet hoeft te verbazen dat ze meeliften op de weerzin tegen serieuzere vormen van reflectie. Maar dan nóg: de situatie is ernstig.

Grunberg, de meritocraat
Neem een figuur als Grunberg. Hem reken ik als jonge, invloedrijke schrijver, bij uitstek tot het denkersgilde (tot een prominent lid daarvan zelfs), maar ook bij hem zie je een (modieuze? gemeende?) afkeer van het denken. Niet dat ik zou durven beweren dat hij onvoldoende denkt of te weinig blijkt geeft van scherpzinnige gedachten, integendeel. Maar wat wél opvalt is dat hij een groot deel van zijn denkvermogen lijkt in te zetten om zijn collega’s van de kaart te vegen, de lof van de markteconomie en de meritocratie te zingen en de laatste resten van idealisme, waartegen hij een openlijke afkeer ventileert, te vernietigen (‘Liefde is business,’ heet niet voor niets een gedichtenbundel van zijn hand).

In zijn cynische wereldbeeld kan de mens zich uiteindelijk maar beter druk maken over hoe hij of zij ‘in de markt ligt’ dan om wie hij of zij daadwerkelijk is, of wat hij of zij waarachtig wil. Ik snap de scepsis van Arnon jegens die laatste issues maar al te goed – hij vindt ze, als ik hem goed begrijp, onhygiënisch en maar al te vaak leiden tot klein- en grootschalige ellende- maar je kunt je ook afvragen, zoals ik: wat gebeurt er als je dat soort vragen consequent naar de marge duwt of helemaal afschaft? En zelfs de denkers achter de marktkooplui aan gaan hollen in hun verachting voor het poneren van dergelijke kwesties? Dan krijg je een klimaat waarin het denken, althans het niet-nuttige denken, in rap tempo gaat sneuvelen. In die fase zijn we als westerse samenleving, denk ik soms somber, beland. In feite is de Occupy-beweging vanaf haar prilste begin succesvol ‘omsingeld’ en ‘uitgerookt’ door de markteconomie, omdat ze geen ‘nut’ of ‘doel’ onder woorden kon brengen anders dan dat ze een pauze wilde zijn in juist die voortdurende jacht op veronderstelde vooruitgang. En dat dan nog, arme Occupyers, onbeholpen geformuleerd.

Tot aan de NRC
Je hoeft geen terminale cultuurpessimist te zijn om te zien dat de mainstream media voluit op het gaspedaal drukken waar het de afkeer van het denken betreft. En ons, waar het kan, verder naar de afgrond blazen. Het afschrikwekkendste voorbeeld daarvan blijft de – eerder door mij gesignaleerde en vergeefs ter discussie gestelde – benoeming van Endemol-icoon Paul Römer tot directeur van de NTR. Hébben we als belastingbetaler eindelijk een omroep ‘vrijgespeeld’ om programma’s te maken die geen adverteerders of leden hoeven te behagen, geen ‘targets’ hoeven te behalen: zetten we een baas neer die zijn reputatie gevestigd heeft met realityshows en knallende kijkcijferhits!

Let wel: ik vraag niet om het inperken of beteugelen van de markt. Ik vraag, bescheiden, om ergens een gaatje in de muur te kunnen figuurzagen waardoorheen je uitzicht krijgt op iets anders dan wat de markteconomie ons dagelijks vierentwintig uur per dag in het gezicht smijt. En als de denkers in die strijd dan niet thuis geven en het te druk hebben met het uitkafferen van de laatste paar idealisten (zoals Grunberg), tja, dan bestijgt Paul Römer zonder dat ergens wenkbrauw wordt opgetrokken de troon van de NTR en vindt iedereen dat, tot en met de NRC aan toe (‘slijpsteen voor de geest’), de normaalste zaak van de wereld. En over de terugtocht van het denken gesproken: ik heb ik het nog niet eens gehad over de universiteiten waar specialistische letterenstudies momenteel bij bosjes worden omgekapt, omdat je met Portugees, Zweeds of Roemeens geen pretpark- of divisiemanager kunt worden. Het wachten lijkt op de dag dat ook iets als poëzie niet meer zelfstandig onderwezen wordt, maar onder de bedrijfskolom ‘Creative Engineering‘ valt.

Gruwel van de efficiencysamenleving
Intussen blijf ik, ondanks alles, hartstochtelijk fan van de schrijver Grunberg. Al hoorde ik laatst van een collega-auteur uit zijn fonds dat er veel aanwijzingen zijn dat Arnon zichzelf heeft omgevormd tot een soort ‘efficencysamenleving’. Op elke dag schijnt hij ontelbare afspraken en deadlines te moeten halen, en wellicht dat zulks, zo schat ik in, zijn zielsverwantschap met de marktkooplui meer en meer aanwakkert.

Gelukkig kan ik nog onbedaarlijk lachen om het beeld van de voortijlende schrijver, die ook tijdens de lunch ijzig doorgaat met lezen, schrappen en aantekeningen maken. En zelfs bij de keerzijde van dit verschijnsel – een westerse samenleving die door denkers alleen is gelaten en waar de tijdelijke dan wel permanente ‘burn-out’ een integraal onderdeel van het bestaan dreigt te worden – kan ik een glimlachje niet onderdrukken. Zeker omdat die ellende uiteindelijk terugslaat op de veroorzakers ervan, de markt inclusief de grote bedrijven, die zich in deftige rapporten nu al druk schijnen te maken over de vraag of je in 2020 nog wel genoeg kan verkopen aan mensen die je hebt verboden om (nutteloos) na te denken en, als gevolg daarvan, chronisch depressief of overwerkt rondlopen.

Toekomstvisioen
Tot slot: VK-columnist Bert Wagendorp schreef afgelopen week over dit toekomstvisioen en de potentiële botsing tussen arrogant bedrijfsleven en dolgedraaide consument een kernachtige zin, die ik hier met volle instemming citeer: ‘Normaliteit is commercieel niet interessant.’

Hans van Willigenburg maalt het overgrote deel van de tijd nutteloze gedachten rond, die hij niet wegduwt maar meestal uit elkaar haalt en van slingers en confetti voorziet. Soms worden dat gedichten.
Beeld CC Ranveig