De ongeloofwaardige oppositierol van het CDA

22-02-2013 16:09

Toen in 1994 Elco Brinkman het CDA naar een historische verkiezingsnederlaag leidde (twintig zetels verlies), braken er barre tijden aan voor de partij die in Den Haag een abonnement op de macht leek te hebben. Acht lange jaren in de oppositie dienden zich aan; in die tijd onttakelden Paars 1 en 2 vakkundig de restanten van de christelijke beschaving in Nederland: euthanasie en homohuwelijk werden fluks mogelijk gemaakt. Men liet zich de kans niet ontnemen om eindelijk wat zaken te regelen die, naar men ter liberale en linkerzijde van het politieke spectrum dacht, al te lang waren
tegengehouden door de confessionelen.

Opluchting

Groot was dan ook de opluchting toen in 2002 aan de barre oppositiewinter een einde kwam en men onder Jan-Peter Balkenende wederom acht jaar lang aan de schakels van de macht mocht zitten. Maar ook aan die zomer kwam op 9 juni 2010 een bitter einde en wederom kreeg het CDA een oplawaai van jewelste. De neergang van het CDA kon nog kortstondig worden gestuit doordat Maxime Verhagen, de facto partijleider maar slim genoeg zich in dat ambt nooit officieel te laten bevestigen, met een uiterste snik de partij in oktober 2010 het eerste kabinet van Rutte in rommelde.

Het is zijn opvolger Van Haersma Buma nog niet gelukt om van de fractie een echte eenheid te maken. Door de geforceerde verjonging zijn er brekebenen zoals Peter Oskam in terecht gekomen. Om diens blunders te verhullen, heeft de fractievoorzitter zelfs al eens een aperte leugen met de mantel der liefde moeten bedekken. Over de ooit zo machtige en gevreesde CDA-fractie wordt nu in het beste geval schamper gelachen. Geheel verklaarbaar, want wie neemt de nieuwste draai van het CDA nu echt serieus? Vlak na de effectieve totstandkoming van het CDA in 1980 werden de beginselen van subsidiariteit (een ‘katholiek’ politiek geloofsartikel) en soevereiniteit in eigen kring (de ‘protestantse’ variant van datzelfde artikel) al snel losgelaten en vervangen door een euroforie zonder weerga. Geen partij heeft zo actief en enthousiast meegewerkt aan het overdragen van bevoegdheden aan ‘Brussel’. Wilde de PVV tot een rustiger tempo manen, werd dat smalend afgedaan als euroscepsis en populisme.

Een andere geest

Maar zoals zo vaak werd er over het CDA een geheel andere geest vaardig zodra men in de oppositiebanken belandde. Wat gisteren goed was, deugt heden niet meer voor morgen. En zoals men begin deze eeuw heel dapper tegen toetreding van Griekenland tot de eurozone stemde (had men toen geregeerd was de uitkomst beslist en zonder twijfel een nadere geweest), zo vond Buma het nu tijd worden om ook maar eens de trom van het populisme te roeren en te eisen dat er
bevoegdheden uit Brussel worden teruggehaald.

Het is te weinig, te laat en bovenal volkomen doorzichtig en ongeloofwaardig. Wie verstandig is, geeft zijn stem een volgende keer aan een partij die meteen de goede richting inslaat en niet pas tien jaar later. Regeren is vooruitzien immers. Een leuze die de bestuurderspartij bij uitstek nooit echt heeft weten te behartigen.