Column

Ebru is een nobody

09-07-2012 10:57

Nee, ik ben niet de dochter van of de zus van. Ik ben ook niet de ex van, de moeder van, getrouwd met of de schoondochter van. In feite ben ik gewoon een totale nobody en ondanks dat dat natuurlijk een enorm gat slaat in mijn ego, heeft het ook een up side. Ik bedoel, waarom moet je ‘familie van’ zijn om dagelijks een stukje te schrijven? Dat nergens over gaat? Zo moeilijk is dat niet. Het enige wat pijnlijk is, is dat als je de juiste achternaam hebt, mensen bereid zijn te betalen voor je geneuzel.

Een Turks simmetje
Maar goed, no use crying over spilled milk hé? Ik ben een nobody. Iets wat van de week nogal pijnlijk duidelijk werd toen ik met een formele instantie te maken had. ’s Lands wijs ’s lands eer en sinds de Turken het zicht op lidmaatschap van de Europese Unie verloren hebben, scheppen ze er duivels genoegen in om het Europeanen die naar Turkije komen moeilijk te maken. Een visum van 15 euro is nog tot daar aan toe. Het kopen van land is voor een Europeaan ook niet al te makkelijk – in sommige gevallen moeten de militairen (defensie!) toestemming geven. Maar het in gebruik nemen van een Europese telefoon waar een Turkse simkaart in zit, is een onderneming waar je extreem sterke zenuwen voor moet hebben. In tijden van mobiele communicatie en twitterverslaving wil je te allen tijde bereik hebben, dus hoe moeilijk kan het zijn om even een Turks simmetje in je iPhone te stoppen?

Niet. Je koopt een prepaid en een vier gig data-abonnement en bent online. Exact tweeënhalve week. Daarna sluiten de Turkse telecomduivels je af. Pas na 391735 stempels en betaling van aardig wat lira’s ben je weer on the air. De uitdaging zit ‘m niet alleen in het verkrijgen van de stempels maar óók in het doen van de betaling. Na zes (zes!) dagen (met zonder telefoon) ben ik voor de tweede keer in het lokale belastingkantoor. Ik heb álle papieren op orde. Ik heb álle stempels gehaald. Alleen klopt er één datum niet en wel die op het betaaldocument. Dat gaat deze nobody dus fixen door stralend het belastingkantoor in én uit te lopen. Zonder ruzie.

Een jurkje met decolleté waar mijn bikini onderuitfloept
De eerste acte verloopt voorspoedig: een vriendelijke beveiligingsmeneer verwijst me door naar de onderdirecteur. Glimlachend stap ik de ruimte in waarin hij zich moet bevinden. Een kantoortuin met vlijtige mensen die druk stempels zetten op papieren. In het midden van de kantoortuin een bureau. Achter het bureau een vadsige meneer. Benen wijd. Afwachtend. Hij doet niets. Je hoopt tegen beter weten in dat dit een nobody is in plaats van de onderdirecteur. De vriendelijke beveiligingsmeneer loopt mee en levert me af bij de luie meneer. De tweede acte gaat so far so good. Ik glimlach; ik zie er allercharmantst uit. Een jurkje met decolleté waar mijn bikini onderuitfloept. Hoedje. Lippenstift en gelakte nagels. Ik lijk wel gek, het is 36 graden. “Wat fijn dat u mij kunt ontvangen,” begin ik stralend. “De datum op dit document klopt niet. Ik heb al betaald, zou u voor mij een ander document met de juiste datum kunnen uitdraaien?” Oh wat heerlijk. Ik kan het wel, aardig zijn. De man kijkt. Kijkt nog eens en schudt zijn hoofd. “Dat gaat zomaar niet. U had dezelfde dag moeten terugkomen.”

Duitsers zeggen “Ich bin nichts, ich kann nichts, bitte gib mir ein Uniform.”
De nobody tegenover me heb ik betrapt op ledig achter een bureau zitten.
De nobody tegenover me doet aan powerplay.
De nobody tegenover me weigert hetzelfde document nóg een keer uit te printen.
De nobody tegenover denkt: “Ik ben onderdirecteur. Jij een stomme Europese nobody met Europese iphone en euro’s.”

Stampvoeten
Ik vertel de onderdirecteur dat hij eerst maar eens moet leren wat dienstverlening betekent; ik verwens hem naar de hel en stampvoet de kantoortuin uit. De onderdirecteur schreeuwt mij na: “Leer je eerst maar eens te gedragen als een vrouw voordat je je hier weer vertoont!”

Was ik maar de zus van. Dochter, echtgenote of moeder van. Desnoods de schoondochter van. Ik ben een nobody die zich niet vrouwelijk gedraagt. Die onderdirecteur heb ik nooit meer gezien. Mijn telefoon doet het inmiddels weer.

Ebru Umar (Den Haag, 20 mei 1970, de zon begon te schijnen, de vogels zongen hun hoogste lied) schrijft wekelijks over wat ze meemaakt in de breedste zin des woords. Umar is columniste voor onder meer dagblad Metro en het opinieblad voor de sportieve man Men’s Health.