Column

Feuilleton: The Ana-files (28)

06-04-2010 09:00

In de ‘gewone wereld’ is het doorgaans gissen wat mensen exact van je vinden. Natuurlijk, je kunt er gevoeglijk van uitgaan dat je vrienden niet al te veel slechte gedachten over je koesteren. Maar hoe ze je precies zien; dat blijft meestal onbesproken. Zo niet in de wereld der psychotherapie. Daar is het namelijk belangrijk om alles bespreekbaar te maken. Geen gedachte is van jezelf, geen gevoel blijft onbehandeld.

Dat we voor groepssessie 12 de opdracht krijgen onze familie en vrienden te vragen in hoeverre ze de afgelopen maanden vooruitgang hebben gezien, komt dan ook niet als een verrassing. Wel vind ik het doodeng. Want wat als iedereen ineens blijkt te vinden dat ik er maar weinig van heb gebakken het laatste half jaar? Of stiekem denkt dat ik me aanstel? Daar komt nog bij dat ik eigenlijk vind dat ik mijn vrienden de afgelopen maanden wel voldoende heb lastig gevallen. Hoe vaak ze ook tegen me zeggen dat ik altijd mag bellen, desnoods midden in de nacht, dat ze alleen maar willen dat ik beter word en dat ze het echt begrijpen; toch voel ik me schuldig.

Onveranderd
Ik stel het huiswerk dan ook zo lang mogelijk uit. Totdat ik er echt niet meer onderuit kom en op maandagavond een e-mail verstuur naar vijf van mijn beste vrienden. Natuurlijk valt het mee. Binnen een uur verschijnen de eerste antwoorden in mijn inbox. Niemand is gemeen, niemand noemt me een aansteller. Integendeel: de berichtjes zijn zo lief dat ik het weer eens op een huilen zet.

‘Nee, Anna is helemaal niet veranderd sinds ze in therapie is,’ schrijft L. ‘Ze is nog steeds hetzelfde lieve, grappige, slimme meisje dat ze hiervoor ook was. Iemand die altijd voor je klaarstaat, die informeert naar wat er speelt in je leven en die nooit te beroerd is haar eigen dingen opzij te zetten om de halve stad door te komen fietsen om een drankje te doen omdat ik dat graag wil.’ Dat vindt E. ook: ‘je bent nog steeds dat leuke lieve meisje met de cynische humor en heldere kijk op dingen dat ik een tijd geleden leerde kennen. Thank God dat dat niet veranderd is.’

Bang
A., de enige die er vanaf het prille begin van de anorexia bij is geweest, schrijft: ‘Het lijkt alsof je meer inzicht hebt gekregen in je gedrag; misschien had je dat al, maar nu praat je er ook over. Je lijkt minder onrustig. Je kunt nu boos zijn – en het ook uiten, zelfs naar je vader.’ S. vult aan: ‘We hebben het meer over je anorexia en je weet ook bepaalde handelingen toe te schrijven aan bepaalde emoties. Ik heb dus het idee dat je meer in contact staat met je gevoelens, waar je die hiervoor blokkeerde.’

Maar er is niet enkel lof. Dat zou ook niet terecht zijn, zeker gezien het feit dat ik in het afgelopen half jaar slechts een luttele zeven ons ben aangekomen. L., degene die het de laatste maanden zonder twijfel het zwaarst heeft gehad, slaat op dat vlak de spijker op zijn kop: ‘Ik bespeur een grote weerzin tegen de therapie. Aan het begin was het bijna dat ze er ‘kicking & screaming‘ naar toe ging. Na een aantal weken veranderde dat, toen Anna er meer het nut van in ging zien. Nu merk ik de weerzin vooral in het niet willen zien van vooruitgang. Ik ben geen psycholoog, maar ik denk dat Anna heel erg bang is om beter te worden.’

Dat klopt. Al ben ik tegenwoordig nog banger om niet beter te worden. Ik wil niet dood. Ik wil niet op deze manier verder leven. Ik wil mezelf terug.

Kijk hier voor een overzicht van eerdere Ana-files.