Column

Enige observaties bij de hoeren

11-09-2013 18:01

Sinds kort woon ik naast de hoeren. Het zijn de raamprostituees van een marginaal provinciestadje. Ik woon zo dicht naast ze, dat als ik uit het raam kijk, alle hoofden die begerig naar de hoeren staren, zich simultaan omdraaien om naar mij te kijken. Ze denken dat ook ik een hoer ben. Ze zien een nieuwe verschijning in hun ooghoek, op dezelfde eerste verdieping maar dan enkele meters verderop. Maar ik ben het maar. Gekleed en wel. Een jonge man. Dan richten ze beschaamd hun ogen weer op de raamprostituees.

Het is fascinerend om een hoer tegen te komen als ze zich niet aan het hoereren is. Er is dan geen aanleiding meer om haar te vereenzelvigen met haar beroep. Dan zijn het ineens hele gewone mensen die een bamischijf bestellen bij de plaatselijke friettent of een rijsttafel bij de Chinees. Ze hebben meestal een trainingpakje aan van zwart of roze velours, en zijn, alhoewel buiten werktijd, nog steeds zwaar opgemaakt en laten nog steeds iets te veel decolleté zien. Zo herken ik ze. De meeste hoeren hier in de buurt zijn van Zuid-Amerikaanse komaf. Ze kijken heel boos. Een boosheid waar ontzettend veel droevigheid onder verscholen gaat, dat weet ik zeker.

*

Want waar ze de hele dag en nacht mee te maken hebben, die vrouwen. Dat is niet niks. En dan heb ik het nog niet eens over de handelingen die ze verrichten en het type man dat ze misschien wel twintig maal per etmaal tussen hun benen verwelkomen. Je denkt misschien dat ze medelijden met de hoerenlopers krijgen, als ze zien hoe die zich zwetend en onhandig klaarwiegen om zich daarna zo snel mogelijk uit te voeten te maken. Die stoere mannen die als hulpeloze slakken uit hun binnenste wegglippen. Ik denk echter dat ze niets meer voelen dan onverschilligheid. De hele dag is een grijze wolkendeken van onthechting, waardoor af en toe de scherpe stralen van minachtig heen priemen.

*

De hoeren zijn vooral een attractie. ‘Kijk! Hoeren!’, ‘Daar bij de hoeren!’, ‘Die ene hoer!’, ‘Hoer!’ Niet alleen voor de hoerenlopers zelf. Die staan zwijgzaam, soms urenlang te dralen voor de ramen. Ze leunen broederlijk tegen hetzelfde lange hek en roken het ene sjekkie na het andere. Soms verbergen ze zich achter een straathoek, of staren vanaf de nabijgelegen parkeerplaats vanuit hun auto naar het schouwspel achter de ramen. Voor mijn deur stond ooit een ‘krul’. Dat is een openbaar toilet, een groengeverfde krul van staal met in het midden een urinoir. Die hebben ze weggehaald. De bewoners werden te vaak geconfronteerd met masturberende mannen die zich het gedoe van daadwerkelijk prostitueebezoek wilden besparen.

*

Nee, de luidruchtigste kwelgeesten zijn de studenten die het leuk vinden om tijdens de introductieweken spelletjes te gaan doen bij de hoeren, aldoor wijzen, lachend, schaterend; de pubers, kinderen en de jongetjes op scooters die kirrend van plezier voorbij stuiven; de hangjeugd die om de aandacht te trekken een autoportier openzet waaruit de meest wanstaltige hiphop of reggaeton naar buiten schalt; de grote groepen dronken mannen – elke avond of nacht minstens een paar elftallen – die bulderend hun verwensingen tegen de ramen schreeuwen en uren blijven hangen om werkelijk iedereen tot waanzin te drijven met hun platvloerse lompigheid.

Ik denk dat de hoeren volleerd misantroop zijn. En ze hebben groot gelijk.

*

En dan zitten ze daar: gelaten, leeg, gebruikt en aftands. Ze stoppen met het tikken tegen de ruiten zoals ze weleens doen als het een trage avond is. Ze zitten de rit uit. Als dieren in een dierentuin, als curiositeiten die blijkbaar niets anders verdienen dan spotternij, in de misschien wel ondraaglijke weeïgheid van zacht-roze licht.