Column

Lang leve de koning, leve koning Willem I

27-11-2013 15:53

Zaterdag 30 november vindt de feestelijke herdenking plaats dat 200 jaar geleden prins Willem Frederik uit ballingschap terugkeerde in Nederland. ‘Willem de Eerste, onze soeverein, de prins van Oranje moet koning van Holland zijn’, scandeerde het opgetrommelde Haagse oranjevolk. Willem Frederik had geen cent en geen land toen hij op 30 november 1813 met een vissersboot op het strand van Scheveningen werd afgezet.

Als koning Willem I vergaarde hij een fortuin. Toen hij overleed, liet hij aan zijn drie kinderen tientallen miljoenen, kroondomeinen en paleizen na. Maar het land was bankroet en de staatsschuld van Nederland bedroeg 228 procent van het bruto nationale product.

Leven als een schaapherder

Met de terugkeer van de prins begon 200 jaar geleden het Koninkrijk der Nederlanden – tussen 1815 en 1830 inclusief België. Het was de opmaat voor de berooide prins om het vermogen van de Oranjes dusdanig op te krikken dat ze tot de rijkste adellijke families van Europa behoorden.

Toen de Franse troepen in 1795 de republiek binnen vielen, was de prins met zijn Pruisische vrouw en zoontje, zijn vader (stadhouder Willem V) en moeder (Wilhelmina van Pruisen) hals over kop naar Engeland gevlucht. Achttien jaar leefde hij in ballingschap, in Engeland, Pruisen en opnieuw Engeland. Hij hield zich bezig met zijn landerijen, beklaagde zich bij zijn zus dat hij toch niet voorbestemd was om te leven als ‘een schaapherder’ en hij raakte zelfs zijn wijnvoorraden kwijt aan Napoleon.

Vorstelijk salaris

Het einde van de Franse overheersing van Europa bood Willem Frederik de kans om terug te keren naar Nederland waar hij – met goedkeuring van de Engelsen – werd uitgeroepen tot koning. De grondwet van 1814 verstrekte hem een staatsinkomen van 2,4 miljoen gulden per jaar, waarvan een vijfde deel werd uitgekeerd in domeinen, dat wil zeggen grond, bos- en bouwland. Het vorstelijke salaris bedroeg maar liefst vijf procent van de rijksbegroting (ter vergelijking: in 2013 bedragen de uitgaven voor het koninklijk huis 40 miljoen euro ofwel 0,015 procent van de rijksbegroting).

Koning Willem I zette zich in voor de aanleg van kanalen en wegen, liet paleizen bouwen en versterkte de militaire verdedigingswerken aan de zuidgrens met Frankrijk – in 1815 had het Congres van Wenen besloten dat België met Nederland werd samengevoegd. Daarnaast richtte de koning banken op: De Nederlandsche Bank (1814), de Société Générale in België (1822) en de Nederlandse Handel Maatschappij (1824). Hij hield zich ook actief met industrialisatie bezig via het Fonds voor de Nationale Nijverheid (1825).

Staatsschuld

Een van de erfenissen van de Franse tijd was een enorme staatsschuld, leningen die Napoleon het rijke Nederland had opgelegd om zijn militaire expedities te financieren. Napoleon had bepaald dat slechts over een derde deel van de schuld rente werd betaald. De rest was ‘uitgestelde schuld’, in feite waardeloos schuldpapier. Sanering van de overheidsfinanciën had dus grote prioriteit, maar Nederland had geen geld en de bevolking was verarmd.

In 1822 richtte koning Willem het ‘Amortisatie Syndicaat’ op. De bedoeling was dat het Amortisatie Syndicaat (amortisatie betekent aflossing) met inkomsten uit tolheffingen en met nieuwe leningen waarbij staatsdomeinen als onderpand werden gebruikt, de oude staatsschuld zou aflossen. Een schuldsanering, dus, niet zo heel verschillend van de manier waarop dat tegenwoordig gebeurt in de eurozone met Zuid-Europese schulden.

Geheime kas

Maar al snel werd duidelijk dat dit niet ging werken, want zodra bekend werd dat het Syndicaat de waardeloze ‘uitgestelde schulden’ zou gaan opkopen, liepen de koersen hiervan op en werd het te kostbaar om ze op te kopen. Daarop besloot de koning om het Amortisatie Syndicaat voor andere doeleinden te gebruiken. Dit was eenvoudig omdat het Amortisatie Syndicaat gedurende tien jaar geen verantwoording hoefde af te leggen aan de minister van Financiën en het parlement.

Koning Willem kon naar eigen goeddunken doen met het Amortisatiefonds doen wat hij wilde, zonder inmenging van het kabinet of de Kamer. Het bestuur van het Amortisatie Syndicaat bestond uit een administrateur die direct opdrachten van de koning kreeg. Alleen hij wist wat er met het fonds gebeurde. De koning had zijn eigen geheime kas.

‘Welvaart opgeofferd aan het Huis van Nassau’

Buiten medeweten van het parlement en de ministerraad sloot het Syndicaat leningen af en verstrekte het kredieten. Willem I gebruikte het geld om privé-projecten, openbare werken en stimulering van de industrie te financieren. Hij liet er een paleis voor zijn zoon in Brussel mee bouwen. En dat niet alleen. De koning stak zelf ook geld in de activiteiten die het Amortisatiefonds financierde en als aandeelhouder vergrootte hij zijn privé-vermogen.

In een aantal gevallen bepaalde hij dat een vast dividend moest worden uitgekeerd, ook als beginnende industrieën of banken nog helemaal geen winst maakten. “Hoe is het mogelijk dat het Nederlandse volk kon toestaan dat de welvaart van hun land is opgeofferd aan de familiebelangen van het Huis van Nassau”, vroeg de Britse ambassadeur in Nederland zich af.

Staatsbankroet

In 1830 scheidde België zich af van Nederland en Willem I – furieus dat zijn koninkrijk halveerde – verzette zich hevig tegen de Belgische onafhankelijkheid. De militaire uitgaven voor de tiendaagse veldtocht tegen België financierde hij deels uit het Amortisatiefonds. Het mocht niet baten. In 1839 erkende Nederland de onafhankelijkheid van België. Voor de overheidsfinanciën waren de gevolgen catastrofaal.

In 1830 kon de Nederlandse staat niet aan zijn renteverplichtingen voldoen en in 1840 bleef de staat in gebreke met aflossingen. Nederland was bankroet. De rentelasten bleken drie keer zo hoog als in de begroting was geraamd. De staatsschuld, inclusief de leningen die het Amortisatie Syndicaat buiten medeweten van het parlement waren afgesloten, bedroeg 228 procent van het bruto binnenlandse product. Griekenland heeft het in de eurocrisis niet zo bont gemaakt.

Het staatsbankroet dwong Willem I om afstand te doen van de troon. Verbitterd trok hij zich terug in Berlijn met zijn nieuwe liefje, een katholieke Belgische gravin. Het Amortisatie Syndicaat werd opgeheven. In 1843 verstrekte de voormalige koning een lening van tien miljoen gulden aan de schatkist om het begrotingstekort, veroorzaakt door zijn eigen roekeloosheid met de staatsfinanciën, te dekken. Datzelfde jaar overleed hij. Aan elk van zijn drie kinderen liet hij tien miljoen gulden na, plus paleizen en grond. Zijn testament is nooit gevonden.

Dit artikel is gebaseerd op het hoofdstuk over koning Willem I in mijn boek ‘Grof Geld, Financiële schandalen en speculaties in Nederland’, waarvan zojuist de vierde uitgebreide druk is verschenen.