Onderzoek bewijst: hardlopen helpt nergens tegen

15-03-2015 12:51

Hardlopen helpt tegen depressie, rode wijn is gezond en van vet ga je dood. De wetenschap bewijst graag en snel wat wij allemaal geloven. Het echte onderzoek komt later wel. Na een uurtje hardlopen keert de sportieve burger moe maar voldaan huiswaarts. Denkend dat hij (of zij) gezond bezig is geweest, en in de waan een klein beetje een sportman (of -vrouw) te zijn. Dat simpele gegeven maakte hardlopen tot de populairste sportieve bezigheid. En het was voldoende om ooit, ergens, het idee te doen ontstaan dat hardlopen goed zou zijn tegen depressies. De eerste experimentjes om dat idee te testen (vrijwilligers, vragenlijstjes) dateren van zo’n dertig jaar geleden. En jaar na jaar stapelden de bewijzen zich op. Een rondje lopen behoorde al spoedig tot de standaardadviezen aan iedereen met depressieve klachten.

Vers bloed, endorfinen…

Groepjes klagers trokken erop uit, door bos en hei, om de heilzame psychologische effecten van het hardlopen te ondergaan. Ondertussen bedachten knappe koppen mooie theorieën om het effect te verklaren. Het had iets te maken met extra prikkels, met vers bloed in het brein en natuurlijk endorfinen; stofjes die ons gelukkig maken. Dat zou het effect verklaren.

…’t blijkt allemaal onzin

En nu is het allemaal voorbij. Met de promotie, op 9 maart in Groningen, van Nikolaos Stavrakakis. Vijf jaar lang volgde Nikolaos 2200 jongeren van 11 tot 16 jaar. Groter en grondiger was het nooit aangepakt. En hij vond géén verband tussen hun sportieve activiteiten en de kans op depressieve gevoelens. Ook liet hij gelukkige en depressieve volwassen lekker rennen, om te kijken wat er gebeurde. Ze gaven allemaal aan dat ze zich na het rennen een beetje beter voelden. Maar ze gaven ook allemaal aan dat dat effect spoedig wegebde. Het hele ‘sport tegen depressie’ verhaal mag van hem in de prullenbak. De oude gelovers kruipen angstig weg achter dunne excuses. Ja, zeggen ze, je moet het effect ook niet overdrijven, Het helpt ongetwijfeld een beetje, bij sommigen, misschien. Schrale troost. En het klonk zo mooi. Het klonk zo logisch. Dat laatste was ook precies de reden waarom het zo mis kon gaan. Het was logisch, prettig, simpel, en dus halde in de eerste jaren elk vluchtig, slordig, positief onderzoekje de vakliteratuur (en daarna de media). ‘Het is toch logisch’ was de verborgen motor achter een een enorme berg slecht onderzoek.

Kijk uit voor wat logisch klinkt

Zelfs de wetenschap dondert in die valkuil. Neem het idee dat bepaalde voedingsmiddelen ons gelukkig zouden maken, of slim, of druk, of agressief. Het idee ligt zó voor de hand, is zo logisch, dat er de afgelopen decennia een ware onderzoeksindustrie is ontstaan waarin dat wordt bewezen. Van suiker worden kinderen druk. Van visolie wordt je slim. Van kleurstoffen wordt je agressief. En ga zo maar door. Dat is toch logisch? En dus was het dunste wetenschappelijke artikeltje al genoeg voor een wetenschappelijk publicatie. Zware eisen stellen aan de methodiek? Waarom? De uitkomst blijft toch dezelfde. Dat is toch logisch!

De echte studies, de zware studies, waarin rekening wordt gehouden met zaken als verstorende effecten en met respect voor de statistiek, die laten veel langer op zich wachten, en zijn daarna ongewenst. Echt waar? Meneer de onderzoeker heeft na jáárenlange studie aangetoond dat kinderen niét druk worden van suiker? Tja, ziet er goed uit… maar er liggen toch al vele studies die dat verband wél laten zien. Weet meneer de onderzoeker zeker dat hij geen fout heeft gemaakt? En ja, géén verband, vindt meneer dat nou nieuws?

Een kwestie van mode

De harde waarheid komt als mosterd na de maaltijd. Voedingsmiddelen worden vermalen, verteerd, uit elkaar getrokken. “Het zijn geen medicijnen die die heel gericht hun werk doen in de hersenen”, zegt neuropsycholoog Rob Markus in de Volkskrant van 10 maart. Hij weet het, maar de hele wereld weet wel beter. Het enige waar serieuze onderzoekers op kunnen hopen, is dat de hypothese dat ze weerlegd hebben uit de gratie raakt. Dat de samenleving plots niet meer gelooft dat sporten helpt tegen depressie, of dat suiker kinderen druk maakt. Dat kunnen ze niet sturen, da’s een kwestie van mode. In dat geval worden de negatieve studies onderuit de bureaula gehaald, en is er wellicht enige late erkenning. Zo’n omslag komt maar zelden voor. Wat eenmaal logisch wordt genoemd, dat blijft hardnekkig logisch. Dikke kans dus dat Stavrakakis een roepende in de woestijn blijft en dat we nog héél lang groepjes depressievelingen in trainingspak voorbij zullen zien komen.

Cholesterol dodelijk?

Die obsessie voor ‘gezond eten’, met eeuwige gezeur over dat ene vetje en dat eiwitdraadje, daar komen we nooit meer van af. En als we daarvoor een schuldige moeten aanwijzen, dan is dat Ancel Keys. Vóór de Tweede Wereldoorlog deed Keys keurig wetenschappelijk werk op voedingsgebied; tijdens de Tweede Wereldoorlog deed hij nuttig werk aan soldatenrantsoenen. Maar in de jaren vijftig deed hij de ontdekking van zijn leven: de dodelijke aard van cholesterol. Dat spul verstopte onze aderen, zo had men ontdekt, en Keys wist: dat spul zat in dierlijke vetten. Die waren dus dodelijk. Keys startte een kruistocht tegen dierlijk vet, zó heftig en grondig dat die er uiteindelijk toe leidde dat ‘vet’ inmiddels synoniem is met ‘gevaarlijk’. Keys werd ook de ‘ontdekker’ van het mediterrane dieet, met veel plantaardige vetten, wat heel gezond zou zijn. En zo werd Keys de grondlegger van de voedingswetenschap. Een compleet nieuwe tak van wetenschap, voortdurend gestimuleerd door de onwrikbare logica dat specifieke voedingsstoffen specifieke effecten hebben op op onze fysieke en mentale gezondheid. Met als eerste, grootste en machtigste ontdekking: de dodelijke rol van cholesterol.

Om een lang verhaal kort te maken: we weten dat de plaque die aderen verstopt voor het grootste deel niét uit cholsterol bestaat maar uit afweercellen die om duistere reden cholesterol uit het bloed vissen, aanvallen en binden. Kern van het probleem is dus niet de cholesterol, maar een overactieve afweer. Die cholesterol hoort in ons bloed, en doet verder niks verkeerds. En het cholesterolniveau in ons bloed wordt maar voor een zeer beperkt deel bepaald door de vetconsumptie. Vet is niet gevaarlijk (En statines, tegen plaque, werken waarschijnlijk níét omdat ze invloed hebben op de cholesterolhuishouding in ons lichaam, maar omdat ze de afweerreactie onderdrukken). En o ja, dat mediterrane dieet is níét de reden waarom Italiaanse boertjes er vaak zo oud en kras uit zien.

De te vraatzuchtige ‘voedingswetenschap’

Aderverkalking is een medisch probleem dat niet bij de voedingsdeskundige thuishoorde, maar bij de immunoloog. Maar daar valt nu niks meer aan te doen. Vet eten en aderverkalking is een logische combinatie geworden. En dus zitten we nu opgescheept met een veel te vraatzuchtige ‘voedingswetenschap’. Een tak van sport die nog steeds regelmatig enorme claims over ‘slechte’ voeding produceert, veelal gebaseerd op effecten die de moeite van het opschrijven niet waard zijn. Alle grote angsten en overspannen verwachtingen (over vet, suiker, zwarte randjes, gekke yoghurtjes, antioxidanten, eiwitten, tofu, lauwe thee, sportdrankjes, ga zo maar door) werden eerst bewezen door vlot onderzoek, en daarna van tafel geveegd door grondiger onderzoek. Het enige bruikbare advies dat de voedingswetenschap ons heeft opgeleverd luidt: eet niet te veel, en eet gevarieerd. Dat wist uw grootmoeder ook al.

De stekker kan er uit. De goeden vinden elders wel werk. Maar dat zal nooit gebeuren. Het verband tussen voeding en klacht is zó volkomen logisch, dat er altijd onderzoekers in de verleiding zullen komen om het te ‘bewijzen’. De publicaties over dat soort ditjes en datjes zullen de komende decennia over ons blijven neerdalen. En geen integere onderzoeker die dat kan voorkomen.