Rekenschap afleggen voor lidmaatschap communistische partij

13-05-2015 10:00

Toen oud-partijleider van de CPN Ina Brouwer in 1995 directeur emancipatiezaken werd op het ministerie van sociale zaken zei Frits Bolkestein in een interview met de Nieuwe Revu: “Ik vind dat de mensen die in Nederland het communisme actief hebben ondersteund – door voor De Waarheid te schrijven of lid van de CPN te zijn – onvoldoende rekenschap is gevraagd.”
Er stak een storm van linkse verontwaardiging op. Bolkestein werd onder anderen door Anet Bleich en Elsbeth Etty verweten een heksenjacht te willen ontketenen die deed denken aan de McCarthy-tijd. 

Naar aanleiding van die verontwaardiging schreef ik aan Bolkestein dat ik eerlijk gezegd niet begreep hoe mensen als Elsbeth Etty, die toen ze nog in de Waarheid schreef voor een karaktermoord hun hand niet omgedraaid hadden, nu plotseling zo kleinzerig geworden waren.

Verklaringen

Die opmerking van Bolkestein in de Nieuwe Revu bleef al die jaren door mijn hoofd spoken. Natuurlijk er was wel verantwoording afgelegd. Zowel Anet Bleich en Elsbeth Etty hadden afstand genomen van hun communistisch verleden. Maar, met uitzondering van Gijs Schreuders (De man die faalde) en Constant Vecht (Huis aan de Amstel) waren er maar weinig communistische studenten die zich afvroegen waarom zij in hemelsnaam lid werden van een politieke partij die de massamoorden die hun zusterpartijen begaan hadden verzweeg of goedpraatte.

Zowel Gijs Schreuders als Constant Vecht zochten die verklaring vooral in hun specifieke familiegeschiedenis. Gijs kwam uit een communistisch nest en was dus voorbestemd om in de voetsporen van zijn vader te treden. Voor Constant was zijn lidmaatschap juist een daad van verzet tegen zijn vader, maar ook een saluut aan al die familieleden die in de Nazikampen waren vermoord.

Zoektocht

Voor mij gold dat allemaal niet. Ik kwam wel uit een rood nest, maar voor het communisme hadden mijn ouders en mijn grootouders altijd afstand genomen.

Mijn boek GOED FOUT is een zoektocht naar mijn eigen motivatie om lid te worden van de CPN. Die zoektocht begint met mijn toetreden tot een heel andere organisatie, Het Utrechtsch Studenten Corps, die bij nadere inspectie verrassende overeenkomsten vertoonde met de CPN. Beide verenigingen waren gesloten, men keek neer op de massa en meenden dat haar leden een bijzondere rol zouden gaan spelen in het leiding geven aan de maatschappij. Daarin waren de Corpsleden overigens realistischer dan de communisten.

Ik werd lid van een partij die de bad boy was onder de politieke partijen. Het was de enige partij waar onze tegenstanders echt bang voor waren. De PSP vond de burgerij belachelijk, maar ze vond de pacifisten ook een beetje aandoenlijk. Maar ik heb nog nooit iemand horen zeggen dat de CPN aandoenlijk was. De CPN werd fel bestreden en dat bewees dat zij belangrijk was. Toen ik lid geworden was merkte ik dat mijn opvattingen meer aandacht trokken.

Aantrekkingskracht van geweld

Wat trok mij en zoveel andere studenten inhoudelijk aan in de CPN?
Wij waren tegen de oorlog in Vietnam, we waren tegen Amerika, we vonden dat onze ouders te weinig gedaan hadden tegen de bezetter, we vonden onze bestuurders belachelijk regentesk. Op al die punten vonden we de CPN aan onze kant.

Maar het communisme had daarnaast een bijzondere aantrekkingskracht op studenten van mijn generatie en dat was het revolutionaire geweld.

Die verheerlijking van geweld is een onderbelicht aspect van de ‘vrolijke revolutie’ in West-Europa.
De ex-maoïst Erik van Ree windt er geen doekjes om:

 

“Sommige voormalige communisten kunnen hun vroegere sympathie voor linkse dictaturen verklaren uit utopische naïviteit. Voor mij lag de zaak niet zo. Reconstruerend vermoed ik dat wat mij in het communisme aantrok minder de utopie was dan juist het dood en verderf zaaien zelf.”

 

Ook voor Harry Mulisch was de nieuwe mens op Cuba een revolutionair met een karabijn. Theun de Vries liet als voorzitter van de PEN Nederland een minuut stilte in acht nemen bij de dood van Ulrike Meinhof. Nelson Mandela, de grootste communistische held ooit, organiseerde bomaanslagen. Angela Davis verdedigde het geweld van de Black Panthers.

De CPN bepleitte geen geweld voor Nederland, maar incasseerde de politieke agio van al deze revolutionaire heldendaden. Ook binnen de CPN was Che Guevara populair.

Uit de hand gelopen geweldscultuur

In een jeugdcultuur valt een zekere mate van geweld vaak in vruchtbare aarde. In het traditionele studentenleven uitte zich dat in de groentijd. Het Dachautje spelen in Amsterdam en de roetkap affaire in Utrecht waren uitingen van een uit de hand gelopen geweldscultuur. De studentencorpora adoreerden het militaire, de CPN het revolutionaire.

Wij van de CPN hadden onze eigen waarheid, die zowel met een kleine als met een hoofdletter geschreven werd. Ik herinner mij dat ik in de afdeling Drachten als inleider de stalinistische terreur aan de orde stelde met verwijzing naar een studie van de Franse communist Jean Elleinstein. Hij had becijferd dat onder Stalin 6 miljoen boeren omgebracht waren of van de honger gestorven. “De Friese boeren willen wel weten of wij hetzelfde met hen van plan zijn voor ze zich massaal bij ons aansluiten.”

Een oude kameraad uit Leeuwarden reageerde op mijn uiteenzetting met de mededeling: “Meindert, jij hebt altijd van die duistere bronnen. Als dat waar geweest was had het wel in De Waarheid gestaan.”

Het leven binnen de CPN was van een verrassende eenvoud. Ook dat was een van haar aantrekkelijkheden.

 

Deze tekst is een bewerking van de inleiding die werd uitgesproken tijdens de boekpresentatie van ‘Goed Fout’ (uitgeverij Prometheus) in De Balie te Amsterdam.