Thijs tikt: de vooruitgang van John Gray

25-09-2012 14:40

Vorige week vrijdag was de Britse filosoof John Gray te gast in Amsterdam om ter gelegenheid van het lustrum van Spui25 een voordracht te houden. In de volle aula van de Lutherse Kerk hield Gray zijn publiek voor dat vooruitgang in de politiek en de moraal, in tegenstelling tot vooruitgang in de wetenschap, niet bestaat.

Gray staat bekend als pessimist (hij zegt zelf: realist). De gedachte dat er sinds de mens rechtop is gaan lopen sprake is van vooruitgang is volgens hem een tragische verdwazing. Soms lijkt het misschien net alsof vooruitgang bestaat, bijvoorbeeld als er sprake is van veranderingen die een verbetering zijn ten opzichte van een eerdere situatie. Maar de gedachte dat er vooruitgang zou zijn die zich met de nauwkeurigheid van een natuurwet in de richting van een of ander eindpunt beweegt is lariekoek.

In de Westerse wereld was men ervan overtuigd dat martelen voorgoed naar het morele schimmenrijk verbannen was, totdat tijdens de oorlog in Irak ineens foto’s opdoken van de gruwelijke praktijken in Abu Ghraib en de Amerikaanse vicepresident Dick Cheney het waterboarden van gevangenen goedpraatte onder de noemer ‘enhanced interrogation techniques’. Gray wees er tijdens zijn lezing fijntjes op dat men in de Tweede Wereldoorlog fatsoenlijk genoeg was om soldaten enkele maanden naar een strafkamp te sturen als zij over de schreef gingen, bijvoorbeeld door (krijgs-)gevangenen te waterboarden.

Waterkanon

Terwijl Gray sprak over vooruitgang als illusie waren ongeveer honderdtachtig kilometer verderop enkele honderden jongeren bezig het centrum van Haren te slopen. Het was die avond immers feest, en feestjes zijn niet compleet zonder de winkelruiten van ondernemers kapot te maken. Terwijl Gray achter het spreekgestoelte uiteenzette dat samenlevingen kwetsbaar zijn en voortdurend onderhoud nodig hebben kon op twitter worden gelezen dat de Mobiele Eenheid waterkanonnen inzette tegen de relschoppers.

Het idee dat er zoiets is als vooruitgang is een illusionaire erfenis van de Verlichting, maar heeft altijd een zeer aanwezige rol gespeeld in het denken over politiek en maatschappij. Zoals er in de wetenschappen sprake is van vooruitgang, dachten de Verlichters, zo moet er ook sprake zijn van vooruitgang in de menselijke moraal. Deze gedachte keert bijvoorbeeld terug in het werk van Markies de Condorcet. Terwijl Condorcet tijdens de terreur van Robespierre gevangen zat in een eenzame cel vertrouwde hij zijn gedachtegoed toe aan het papier. Ondanks de terreur bleef Condorcet ervan overtuigd dat er een stralende, volmaakt gelukkige toekomst was die buiten de muren van de gevangenis op het punt stond om aan te breken. Helaas stierf hij in zijn cel.

Lui
De keerzijde van het vooruitgangsgeloof is dat het de aanhangers ervan lui maakt. Wie gelooft in vooruitgang loopt het risico laks te worden in het verdedigen zijn opvattingen. Als er geen andere weg is dan de weg vooruit kan het soms natuurlijk voorkomen dat je even stil staat, of niet zo snel gaat als je zou willen, maar uiteindelijk is er maar één optie, en dat is verder vooruit. Luie progressieven raken weliswaar vaak ongeduldig – ‘Waarom zien de mensen die niet zo denken als ik niet dat ze ongelijk hebben!?’ – maar de gedachte dat er een alternatief voor hun wereldbeeld bestaat is moeilijk te bevatten.

Zondag zag ik de (buitengewoon matige) film God Bless America. Lang nadat het slechte acteerwerk en de beroerde dialogen zijn verdrongen beklijft één zin echter. De hoofdpersoon vraagt na een monoloog retorisch aan zijn collega: ‘Why have a civilization anymore if people no longer care to be civilized?

Nu na de rellen in Haren iedereen zijn best doet om te verklaren hoe het zo uit de hand heeft kunnen lopen is het verleidelijk te wijzen naar de morele verdorvenheid van de jongeren die hulpverleners en agenten met bierflesjes bekogelden. Het zou echter te vleiend zijn voor onszelf als we ons niet collectief realiseren dat in Haren de kinderen stonden van onze samenleving. Haren is geen tijdelijke oprisping van barbarij, maar hoogstens de wat extremere variant van verval dat overal zichtbaar is.