Thijs tikt: Revolutie in Griekenland

09-10-2012 13:36

Wat is er nodig voor een revolutie? In Griekenland lijken de fascisten van de Gouden Dagenraad niet oorlogszuchtig of imperialistisch, maar niets garandeert dat de regering van Samaras zelf niet omver geworpen wordt. De knokploegen de nu op aanvraag immigranten in elkaar slaan kunnen zich op een dag ook tegen de regering keren. De Griekse premier vergeleek de toestand in zijn land vorige week met die in de Weimar-Republiek in de jaren ’20.

De geschiedenis wijst, wat revoluties betreft, in de richting van een tamelijk banale aanleiding: aan de vooravond van de Franse Revolutie stegen de broodprijzen en zag de monarchie zich genoodzaakt de États-Généraux bijeen te roepen om een nieuwe belasting goed te keuren. De Amerikaanse Revolutionairen wilden ook geen nieuwe belasting en de Februarirevolutie die de Russische Czaar verdreef werd, naast de zware last die de Eerste Wereldoorlog legde op de economie, veroorzaakt door voedseltekorten in St. Petersburg.

Merkels kiezers bepalen de Griekse toekomst

Door de geschiedenis zijn armoede en economische ellende de katalysator voor revoluties en opstanden. Het is niet ondenkbaar dat zoiets in Griekenland ook gebeurt, maar er is een tweede belangrijke voorwaarde. Honger, ellende en rampspoed zijn te verdragen, zolang mensen het gevoel hebben dat zij zelf over hun lot beschikken. Precies dat laatste maakt de situatie in Griekenland angstaanjagend. De regering heeft weliswaar een mandaat van het volk, maar de agenda die het moet uitvoeren is niet Grieks. De agenda is Duits. Vandaag is Angela Merkel in Griekenland voor topoverleg. Dat is nodig, want het zijn haar stemmers die de toekomst van Griekenland in handen hebben. Wat Merkel niet aan de Duitse kiezer kan verkopen gebeurt niet. De Grieken doen er even niet toe.

Revoluties ontstaan als de menselijke waardigheid in het gedrang komt. Die waardigheid gaat verder dan het eerste economische eigenbelang, en heeft te maken met de macht die iemand heeft over zijn eigen leven.

Waardigheid en geld

De Franse schrijver Stendhal (Marie-Henri Beyle) publiceerde vlak voor de Julirevolutie in 1830 de roman Le Rouge et le Noir. Hoofdpersoon is Julien Sorel, die ervan droomt hogerop te komen in het leven. De belevingswereld van Julien wordt gedomineerd door verlangen naar de tijd van Napoleon, toen een gewone jongen nog keizer van Frankrijk kon worden, de tijd waarin de waardigheid van elk individu werd erkend. Stendhals boek is een portret van Frankrijk tijdens de Restauratiemonarchie, toen Frankrijk zich in de schemerzone bevond tussen de oude aristocratische orde en de belofte van de democratie.

Op elk moment is er spanning tussen de wereld van Julien en die van zijn aristocratische werkgevers, vooral omdat de temperamentvolle Julien zich nauwelijks kan verzoenen met zijn lot. De aristocraten zijn chronisch niet bij machte Julien te begrijpen. De geldhonger die hen zelf kenmerkt, projecteren ze ook op Julien. Als zijn werkgever meneer de Rênal hem eens beledigt, is Julien woedend. Geschrokken en bang dat Julien ontslag zal nemen biedt de Renal hem een loonsverhoging aan. Stendhal noteert de reactie van Julien:

‘Julien stond versteld, hij kreeg een aanvechting om te lachen; zijn woede was op slag verdwenen. Ik heb die botterik nog te hoog aangeslagen, zei hij bij zichzelf. Dit is kennelijk het grootste excuus dat een zo banaal individu kan bedenken.’

Meneer de Rênal denkt dat de kwaadheid van Julien te maken heeft met het feit dat hij financieel tekort komt, maar Julien is gekwetst door de minachting die hij meent waar te nemen in het doen en laten van meneer de Rênal. Daarom moet hij zijn lach inhouden: zijn eergevoel kan niet met geld worden afgekocht. Niet geld, maar zijn afhankelijkheid is het probleem.

Uithoudingsvermogen

Europese politici zouden een fout maken als ze denken dat uitstel van betaling of kwijtschelding de ultieme remedie is voor kruitvat Griekenland. Het bezoek van Merkel illustreert dat het om meer gaat dan dat. De demonstranten onthalen haar als ‘dochter van Hitler’. De Eurocrisis presenteert zich derhalve in een paradox: Europa zal nooit een staat zijn, zoals Nederland, Duitsland of Griekenland, maar tegelijkertijd is een democratie-arm Europa onmogelijk. Zonder democratie kan het uithoudingsvermogen van mensen niet op de proef worden gesteld. De waardigheid staat op het spel, revolutie is niet ondenkbaar.