Thijs tikt: ‘ze’ hebben hun zin

18-12-2012 11:58

Vorige week culmineerde het verdriet van een land heel even in één punt. Niet lang, een paar dagen maar. Want op zondag ging hij dan eindelijk dood. Bultrug Johannes was voor een paar dagen het symbool van ons menselijke lijden. 

Toen zeehondenredster Lenie ’t Hart hoorde dat de bultrug dood was riep ze kwaad: ‘Nou, ze hebben hun zin.’ Dezelfde boosheid werd in nog iets steviger bewoording uitgedrukt door de organisator van de stille tocht voor de bultrug, die voor een camera van het Haarlems Dagblad sprak over een ‘moord’ – alsof de bultrug nooit eerst zelf was aangespoeld, alsof kwaadwillende mensen hadden samengespannen om de walvis om zeep te helpen.

Psychologie van de samenzwering
Ze hebben hun zin’ – achter het zinnetje gaat een peilloze diepte schuil. Ze? Het is de psychologie van de samenzwering, ooit alleen aan complotdenkers besteed, maar inmiddels steeds meer gemeengoed. In de logica van het complot is er altijd een ander, liefst niet al te nauwkeurig gedefinieerd of vast omlijnd, die het op de een of andere manier op ‘ons’ heeft voorzien. De tegenstanders van de euro en de Europese Unie zien niet alleen een botsing tussen ideeën en argumenten, zij zien een gigantisch complot tegen de natiestaat, bekokstoofd door anonieme elites uit Brussel die voor het oog van de camera altijd vriendelijk lachen, maar ondertussen stiekem samenspannen tegen alles waar ‘wij’ voor staan.

Wij, zij. Maar wie zijn dat dan?

Privatisering van de politiek
De Tweede Kamer is in de afgelopen jaren het orgaan geworden die de voortdurende machteloosheid het beste illustreert. Kamerleden zijn steeds minder bezig met de grote vragen, steeds vaker met klein leed – overigens zonder werkelijk iets uit te kunnen richten. Zij geven de machteloosheid een luidspreker, en daar blijft het bij. Alle partijen doen het, maar de Partij voor de Dieren is kampioen. Begin dit jaar stelde de Kamerfractie vragen aan het kabinet over een labrador uit Breskens die bij strenge vorst buiten lag aangelijnd, deze week zal de partij vragen stellen over de bultrug. Klein leed wordt erkend door het belangrijk te maken; zo belangrijk zelfs dat het in de Tweede Kamer besproken moet worden. Na de Opstand der Burgers, zoals wijlen H.J. Schoo die ooit noemde, zal geen partij zich nog durven vertillen aan het onderschatten van de grieven die kiezers hebben. Het parlement moet elke Nederlander afzonderlijk ten dienste zijn: durf het tegenovergestelde maar eens te beweren!

En dus praat de nationale volksvergadering over een bultrug, over hangjongeren in Gouda, over misstanden in een verzorgingstehuis ergens in Gelderland, over alles eigenlijk wat zichtbaar is en concreet, klein en tastbaar. Kleine dingen worden groot gemaakt, grote dingen worden verbannen naar de marges.

In zekere zin is het de privatisering van politiek. Klein leed is een aangenaam excuus om het niet meer te hebben over de dingen die ons allemaal aangaan. Dat is prettig, omdat het de lastige vragen buitensluit, en die ene sluimerende waarheid ontkent: er is nauwelijks nog iets dat ons echt bindt. Wie kan praten over kleine, zichtbare ergernissen hoeft niet te praten over problemen die ons allemaal aangaan, en daarmee de ingewikkelde vraag te beantwoorden wie dat ‘ons’ dan wel is, en waar die groep voor zou moeten staan.

Wij is dood
De privatisering van de politiek en de psychologie van de samenzwering zijn twee kanten van dezelfde medaille. Ze zijn meer dan een onhebbelijke gekte die over ons gekomen is, maar het symptoom van een sluipende ziekte: wij is dood.

De erosie van de nationale gemeenschap drukt zich eerst uit in de vestiging van het permanente wantrouwen, dat zich als een vergif heeft genesteld in de maatschappij, en zich een weg vreet door de illusie van lotsverbondenheid. Het nationalistische gevoel mag sterker lijken dan ooit, in feite is het slechts een schijn. De natie is niet langer de plechtige belofte van eenheid, solidariteit en samenleven, waarin ik en jij versmelten tot wij. Waar nationalisme opleeft neemt het altijd de vorm aan van een verwijt: anderen hebben iets gedaan dat de natie heeft ondermijnd, anderen zijn schuldig aan de teloorgang van Nederland en alles waar dat voor staat.

De woorden van Lenie ’t Hart – ‘Ze hebben hun zin’ – zijn exemplarisch voor een sentiment dat overal is. Nederland Balkaniseert. Van een natie wordt het land een grondgebied vol bedreigde minderheden. Maar uitzicht op herstel is er niet. Afgelopen maandag zei Diederik Samsom op de radio: ‘Linksom of rechtsom maakt niet meer uit. Problemen moeten opgelost.’ Zelden begreep het grootste politieke talent van het jaar zijn eigen land slechter.