Column

Vier mei: stilstaan bij het kwaad dat in ons zit

04-05-2012 14:00

Op vier mei staan Nederlanders stil bij de gruwelen uit het verleden. Officieel heet het dat we allen herdenken – soldaten en burgers – “die in het Koninkrijk der Nederlanden of waar ook ter wereld zijn omgekomen of vermoord sinds het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, in oorlogssituaties en bij vredesoperaties.” In de praktijk herdenken we natuurlijk nog steeds eerst en vooral de slachtoffers uit de Tweede Wereldoorlog. Dat is ook goed – zo is de herdenking ontstaan, en zo wordt het door velen nog steeds intens beleefd.

De Tweede Wereldoorlog mag ook niet vergeten worden in Nederland. Nooit. Daarvoor zijn een heleboel redenen, maar de allerbelangrijkste zijn deze: nog nooit was het kwaad voor Nederlanders zo bureaucratisch en tegelijkertijd zo allesvernietigend en industrieel, nog nooit was de haat zo ideologisch en systematisch van aard, en nog nooit was de waanzin zo diep verweven in ons alledaagse leven en in onze samenleving. Dat mag allemaal nooit meer gebeuren, en een van de manieren waarop dat voorkomen kan worden is door de herinnering levend te houden en het verhaal keer op keer opnieuw te vertellen. Het hele verhaal, welteverstaan.

De ideologie, de mensen en de dood
Dat hele verhaal bestaat – grofweg – uit drie delen: de ideologie, de mensen en de dood. De ideologie en de dood zijn onlosmakelijk met ons publieke oorlogsverleden verbonden – via woorden als rassenleer, antisemitisme, deportaties, vernietigingskampen, gaskamers, verbrandingsovens, en via plaatsen als Auschwitz, Treblinka, Westerbork en Sobibor. Woorden en plaatsen die nog steeds open zenuwen raken, ook in de derde, vierde en vijfde generatie. Woorden en plaatsen wier betekenis nooit vergeten mag worden. Als het u niets zegt, kijkt u dan nog even naar deze beelden.

En toch is onze beleving van het oorlogsverleden naar mijn smaak vaak onvolledig, en vertellen we onszelf niet altijd het hele verhaal. Waar het wrikt is bij deel drie – de mensen. Het oorlogsverleden zoals wij dat publiekelijk beleven en herdenken, onderscheidt feitelijk vooral twee groepen mensen: slachtoffers en daders. ‘Goed’ en ‘fout’. Wit en zwart – echter niet in elkaar verweven, zoals yin en yang, maar tegenover elkaar staand, gescheiden door een keiharde, kaarsrechte lijn. Een streep in het zand, zo u wilt. Een fatsoenskloof. Rechts van de streep de goeien – keurige jongens – en links de fouten – met hun schuimbekkende rotkoppen. Zo simpel was het niet, uiteraard, en het is niet alleen ahistorisch maar ook gevaarlijk ‘goed’ en ‘fout’ zo rigoreus te willen scheiden.

De keus voor het kwaad
Daar moest ik dus aan denken, toen ik vorige week dat gedicht las dat we vanavond niet mogen horen. Wit en zwart zijn in de geschiedenis net zo zeldzaam als in de natuur, en als je ze ziet, dan zie je ze vaak samen. De oudoom van Auke maakte een verkeerde keuze, en belandde daardoor keihard en onverbiddelijk aan de foute kant van de geschiedenis. Maar koos hij voor het kwaad omdat hij altijd al een intrinsiek slecht mens was, of koos hij voor het kwaad omdat het zich als redelijk en aantrekkelijk alternatief aan hem voordeed? Van hoeveel van de mensen die ‘fout’ waren in de oorlog was de keuze voor de verkeerde kant eigenlijk voorspelbaar in, zeg, 1938?

Is een keus voor het kwade altijd ingegeven door aangeboren slechtheid of zijn er redenen denkbaar dat ‘goede’ mensen ‘slecht’ werden? Is een deel van de kracht van een vernietigend foute kant niet vaak juist gelegen in het feit dat er voor velen een zekere aantrekkingskracht vanuit gaat? En als dat zo is, zouden we dat dan maar niet beter stevig in onze oren kunnen knopen, in plaats van het weg te moffelen in de marges van de geschiedenisboekjes?

Niet vergeten
Belangrijker nog: hoeveel collaborateurs, verraders en oorlogsmisdadigers deelden niet de wieg, het huis, de kantine of soms zelfs het bed met mensen die hun beste krachten of zelfs hun leven gaven voor de goede zaak? Het kwaad was niet alleen overal, het was ook onderdeel van allerlei sociale verbanden, families, en gezinnen. De foute oudoom van Auke had vier broers in het verzet. Hoeveel Nederlanders van de generatie die in de jaren 70 of daarna zijn geboren hebben niet, zoals Auke, ergens in hun familie iemand, een achterneef, een oudoom of een (over)grootvader, aan wie een fout luchtje zit?

Als het foute in de oorlog zo diep in de samenleving verweven zat, waarom weren we het dan nu zo krampachtig van onze publiekelijke herdenkingen? Geloven we dan echt dat we nu met z’n allen zoveel wijzer en beter zijn? Geloven we dan echt dat de kiemen van het kwaad niet ook nu in onze samenleving aanwezig kunnen zijn? Dat er geen mensen in onze directe omgeving zijn die wellicht de foute kant op zouden gaan? Dat we zelf garant staan voor onze eigen correctheid? Het zijn vragen die we ons niet of nauwelijks publiekelijk stellen als het gaat om De Oorlog, maar die wel heel belangrijk zijn. Ook op vier mei.

Herstel. Juist op vier mei.

Herdenken is betekenis geven. Op vier mei staan de Nederlanders massaal stil bij het leed dat in de oorlog geleden is en reflecteren ze op wat er tussen 1940 en 1945 is gebeurd. Het is het enige moment in het jaar dat ze dat zo doen, en om die reden gaat de herdenking dus ook om het hele verhaal. Daar hoort ook bij dat het leed veroorzaakt is door een kwaad dat in ons zit – misschien wel in ons allemaal. Een kwaad dat we dus vooral niet moeten externaliseren. Daarom had Auke vanavond op de Dam zijn gedicht voor moeten lezen.

Want die oudoom van Auke, die kunnen we, zoals Auke in zijn gedicht terecht zegt, inderdaad maar beter niet vergeten. Hoe pijnlijk die herinnering ook is.