Om een goede anorekt te zijn, heb je maar een paar dingen nodig: een flinke dosis doorzettingsvermogen, een perfectionistische persoonlijkheid aangevuld met een hoge pijngrens en zo weinig mogelijk zelfvertrouwen. Een slechte band met je ouders is een pre, net als een verkrachting of anderszins slechte ervaringen met mannen. Tot het moment waarop ik me aanmeldde bij de eetstoornissenkliniek heb ik altijd gedacht dat mijn gekte en ik bijzonder waren, maar niets blijkt minder waar: elke anorekt worstelt met hetzelfde.
Eind juni strompel ik, nog deels in het verband, eindelijk de kliniek binnen. Het is er donker, vies en snikheet. Nadat de receptioniste mijn paspoort en verzekeringspasje heeft gekopieerd, word ik doorverwezen naar de tweede verdieping. Als ik daar even plaats wil nemen, komt de psycholoog me zo ophalen.
Geitenwollensokkenvooroordeel
Boven bereid ik me zwetend voor op wat komen gaat. De gang is leeg, voorlopig laat de confrontatie met de andere eetgestoorden dus nog even op zich wachten. Na de langste vijf minuten uit mijn leven komt er uit een van de behandelkamers een vrouw aangelopen die precies past bij alle geitenwollensokkenvooroordelen die ik tot dat moment heb gekoesterd over de geestelijke gezondheidszorg. Ze is klein van stuk, van top tot teen in egaal grijs gekleed, heeft geen spatje make-up op en draagt een praktisch kort kapsel. Vanachter haar bril kijkt ze me vriendelijk aan. En verbeeld ik me dat nou, of staat er ook medelijden te lezen op haar gezicht?
Haar kamer blijkt het enige vertrek in het gebouw zonder raam. Het is hier nog warmer dan in de rest van het pand. In plaats van een sofa – weer zo’n clichébeeld– staan er een krakkemikkig bureautje en twee ongemakkelijke stoelen. Een doos met tissues prijkt prominent op het midden van de tafel. Niet voor niets, zo ontdek ik later. De psychologenmevrouw mag er dan op het eerste gezicht ongevaarlijk uitzien, het blijkt haar persoonlijke levensmissie om mij aan het huilen te krijgen.
Janken
Tijdens de eerste intake bied ik dapper weerstand. Ik heb in de afgelopen maanden genoeg gejankt voor de rest van mijn leven. Bovendien doe ik dat bij voorkeur niet in het gezelschap van onbekenden. De psycholoog vindt mijn afstandelijkheid echter zorgwekkend. In het groepsoverleg met de andere therapeuten wordt besloten dat er een tweede intake nodig is om te bepalen of ik wel geschikt ben voor behandeling. Bovendien zijn de specialisten het niet eens met mijn weigering dagbehandeling of een opname te overwegen. Naar hun mening is mijn geval te zwaar en gecompliceerd om met een uur therapie per week op te lossen. Die houding maakt me woedend: al tijdens het eerste telefoongesprek heb ik aangegeven dat een voltijdsbehandeling geen optie is. Mijn relatie ben ik kwijt, maar ik heb nog steeds een baan, vrienden, hobby’s. De eetstoornis heeft me de afgelopen vijftien jaar wel genoeg gekost: moet ik nou ook nog dat laatste restje normale leven opgeven?
In het tweede gesprek breek ik alsnog. Terwijl de psycholoog tevreden toekijkt, huil ik ontelbare tissues vol. Snot loopt uit mijn neus, mijn ogen prikken en de tranen trekken lange mascarasporen over mijn gezicht. Minutenlang kan ik geen woord uitbrengen. Terwijl ik nog wat nasnik, komt de psycholoog met haar vonnis: anorexia-nervosa, gecombineerd met een sociale fobie en angststoornis.
Lees hier deel 1 van The Ana-files.
Lees hier deel 2 van The Ana-files.
Lees hier deel 3 van The Ana-files.