Recensie: Vogels met zwarte poten kun je niet vreten

02-11-2010 15:22

De Tilburgse schrijver en dichter A. H. J. Dautzenberg zal nooit de nieuwe Mulisch worden. Zelfs geen Grote Twee of Grote Drie. Dat komt omdat hij geen voor de massa toegankelijke teksten schrijft. Wat niet erg is want als er ooit gezocht moet worden naar de Nederlandse Grote 10 der absurdisten dan is A. H. J. Dautzenberg ze alle tien tegelijk. Absurd maar toch betrokken, dat zijn de verhalen die in Dautzenbergs prozadebuut Vogels met zwarte poten kun je niet vreten staan. Je weet als lezer nooit welk verhaal je zult aantreffen: de ene keer is het een vileine pen die moeiteloos vooroordelen oplepelt en heilige huisjes omver trapt, de andere keer weer zet hij de lezer op het verkeerde been door in een vernuftige, erudiete stijl hoop te creëren. Hoop die tevergeefs is. Je verwacht een logische structuur, je krijgt David Lynch in lettervorm.

Maar altijd met een volle lading. Niet zelden blijkt zijn verhaal veel meer elementen te bevatten dan de lezer in eerste instantie kon vermoeden. Het kan dagen duren, misschien weken, tot je als lezer na herlezing van een van die verhalen tot de conclusie komt dat die wrange vergelijking ook nog ergens op sloeg. Waarschijnlijk iets uit de literaire geschiedenis. Of uit de internationale cinematografische geschiedenis. Dautzenberg is niet van de kleine weetjes. Zijn kennis is hemelsbreed. Een klassiek cultureel onderlegde intellectueel. Dat voel je en dat proef je.

Onderkoeld
De verhalen in Vogels met zwarte poten gaan over bizarre dingen die alledaags blijken te zijn of over alledaagse dingen die tot bizarre proporties worden opgeblazen. Een mevrouw wordt wakker en heeft een kraan op haar rug. Goed, de schrijver verantwoord zich voor het gebruiken van een allusie op Reve, maar maakt er verder wel zijn eigen typische verhaal van. De toon waarmee hij deze groteske karikaturale situaties neerzet is onderkoeld, soms zelfs op het droge af. Of neem het verhaal over dat jongetje dat een doos cadeau krijgt van zijn oom. In de doos zitten twee worstelende negers. Ja, met dat gegeven moet u het doen. Voor Dautzenberg geen enkel probleem. Een verhaal optuigen over twee worstelende homoseksuele negers in een doos is doodnormaal voor hem. Alsof hij het echt heeft gezien.

Suikerfeest
Monumentaal is het verhaal Suikerfeest. Dat verscheen eerder al in Propria Cures (de stijl van Dautzenberg is dan ook uit-ste-kend geschikt voor Propria Cures) en begon daarna, zoals hij het zelf beschrijft, “een tournee langs diverse weblogs”. Daar bleef zijn werk niet onbesproken. Het is een beklemmend relaas van een pedofiel en zijn perverse gedachtegangen. Dautzenberg is er een meester in dit soort zaken op te schrijven zonder ook maar iets los te laten over welk moreel oordeel dan ook. Het verhaal staat er, u mag er verder mee doen wat u wilt. Daarvan kreeg hij snel akte: op Frontaal Naakt gingen de immer ultramoralistische reaguurders zo ver dat ze het stuk proza classificeerden tot “kinderporno”, en sommigen wilden zelfs aangifte van kinderporno doen. Dautzenberg werd derhalve al snel de Dutroux van de Nederlandse online literatuur. Dat de gelijkenis met Nabukovs Lolita wel erg groot is, ontging de reagerende moraalridders volkomen. En dat in de tijd waarin het werd geschreven het nieuws over een beroemd filmmaker die jaren geleden een dertienjarig meisje had verkracht de ronde deed kennelijk ook.

Dat zegt wel wat over de kracht van de schrijver Dautzenberg: hij is in staat om in paar rake zinnen een onderwerp op de agenda te zetten en daarmee de discussie flink los te maken. Zonder morele pretentie, met behoud van integriteit. Dat moet je kunnen. Maar daarvoor ben je wel schrijver. Zoals A. H. J. Dautzenberg.