Commissieleden van [kunst- en cultuur]fondsen moeten met beide benen in de samenleving staan en de kloten hebben om risico’s te nemen met spannende, vernieuwende ideeën. Ze moeten ook kunnen zien dat een hoop plannen volkomen ongeïnspireerd zijn, niet maatschappelijk relevant of communicatief. Kijk maar naar een hoop Nederlandse televisiefilms, die met dank aan het Nederlands Fonds voor de Film, een paar machtige omroepbazen bij de publieke omroep en een aantal hippe productiehuizen, altijd weer moeten gaan over het ‘gewone leven’, terwijl ze bijna altijd alleen maar gaan over het gewone leven gezien door de bril van mensen die geen idee hebben hoe het gewone leven er buiten de muren van gegoed Amsterdam uitziet. De ‘rauwe personages’ worden dan negen van de tien keer gespeeld door keurige jongens en meisjes uit Amsterdam Oud-Zuid, wiens rauwheid nog het meest te vergelijken is met die van een ongeraspte winterpeen. Om de truttigheid compleet te maken, wordt het geheel in een afgebakend jasje van Hollands realisme gegoten. Tot slot wordt het eindresultaat op een volslagen verlaten tijdstip uitgezonden, om in anonimiteit te sterven.
Ploing, Liv en Starre
Ik herinner me nog goed dat ik op de Nederlandse Film en Televisie Academie, waar ik een jaar studeerde, een college kreeg van een grote filmproducent die zei: “Wij moeten ook maar gewoon een beetje maken wat het fonds wil zien, want anders houd ik het als bedrijf niet vol!” Bullshit! Hoe kan het dat een systeem zo in elkaar steekt? Hoe kan het dat filmmakers die hun sporen verdiend hebben met prachtige producties, in dit land altijd achteraan in de rij moeten aansluiten (Paul Verhoeven vluchtte naar Amerika in de jaren tachtig), dat jonge makers met passie en vernieuwende ideeën geen voet aan de grond krijgen wegens gebrek aan ervaring, terwijl de sufheidsfabriek zichzelf op volle toeren in stand kan houden? In Nederlandse films heten kinderen Ploing, Liv of Starre. En dat is leuk hoor, maar zo heten kinderen niet! Niet in Spangen of de Schilderswijk, nee, ook niet Almere-Muziekwijk, waar mensen te maken hebben met jongens op scooters die de boel staan te vergallen, drugs dealen, hun dochters uitschelden voor kankerhoer. Het wordt tijd dat er wat meer gemaakt wordt dat werkelijk uit de levens is gegrepen van mensen uit dit controversiële land. We hebben de afgelopen tien jaar twee politieke moorden meegemaakt, ongekende politieke aardverschuivingen, oplopende spanningen tussen bevolkingsgroepen, we hebben een land dat even liberaal als conservatief is maar met al die tegenstellingen gebeurt nauwelijks iets. Het wordt ofwel gladgestreken ofwel onder de aandacht gebracht door mensen die blijkbaar drukker bezig zijn met het in stand houden van hun filmproductiebedrijf, dan het verrijken van de vaderlandse cinema.
Het is een typisch voorbeeld van een systeem dat in winterslaap verkeert, waartegen je wilt zeggen: laat het geld rollen naar de kant, waar het hart bonst van ver- langen om baanbrekende kunst te maken, die ons versteld doet staan, door elkaar schudt en omver blaast! Dat is de kunst waar ik voor sta, niet voor die volks- tuintjesfilmerij. En het geldt niet alleen voor de filmwereld. Hoe is het mogelijk dat een groot regisseur als Theu Boermans, die juist eigentijdse, toegankelijke en intelligente bewerkingen ensceneerde van klassieke stukken, zijn subsidie volledig kwijtraakt, om vervolgens na twee jaar procederen te horen dat de commissie ernaast zat? Wat is dat voor amateurisme? Het engagement en het bewustzijn van de tijdsgeest mag wel wat meer worden aangemoedigd en beloond. Ik bedoel niet dat je per se kunst moet maken over de actualiteit. Ik zag laatst een documentaire over de jonge violiste Rosanne Phillippens, die vergezeld door een orkest, met de vreugde en het vuur van iemand van haar generatie, ongekend virtuoos stond te soleren in Het Concertgebouw: dat is ook relevant en eigentijds, terwijl de composities al eeuwen bestaan. Ze maakt het zich eigen, het is onlosmakelijk verbonden met deze tijd, door wie ze is en wat ze in haar werk legt. Nog beter: doordat zij in haar werk legt wie ze is.
Hans Teeuwen of Michael Jackson
Ik vind dat je geen spiegel kunt zijn van de samenleving, als je wel heel goed je klassiekers kent, maar niet bovengemiddeld geworteld bent in die samenleving van nu. Dan wordt het een troebel spiegeltje en herkent niemand zich er meer in. Ik wil docenten op kunstacademies, toneelregisseurs en andere gearriveerde artiesten daarom ook nooit meer horen klagen dat de jonge generatie zo weinig van de geschiedenis weet, terwijl ze zelf nog nooit een cd van Michael Jackson hebben opgezet, een film van Christopher Nolan of een voorstelling van Hans Teeuwen hebben gezien. Het heden, het nu, deze tijdsgeest, is ondervertegenwoordigd of te weinig herkenbaar terug te zien in het huidige kunstlandschap. Dat kan beter! Als de bevolking de kunstensector iets kwalijk neemt, dan is het wel dat we te veel voor lief nemen dat we met overheidsgeld onze creaties tot stand mogen brengen en soms meer bezig lijken met het behagen van onszelf en elkaar, dan dat we de verantwoordelijkheid nemen om van alles waar we aan beginnen minstens een meesterwerk te willen maken.
Dat kunst niet alleen maar entertainment is, neemt niet weg dat het natuurlijk wel gezond is als er een zekere mate van vermaak van kunst uitgaat. Je kunt ook wel vijf en een half uur doodstil met een lamp op het podium gaan zitten huilen, maar ik vraag me af of iemand daar gelukkiger van wordt. Ik ben ervan overtuigd dat goede kunst altijd op een bepaalde manier vermaakt, ook als het schuurt, kraakt, irriteert of domweg wat meer intellect vereist en dus minder toegankelijk is. Dat is iets anders dan commercie: daarbij kijk je eerst naar wat de mensen willen en ga je dat vervolgens produceren. Als er immers niet genoeg publiek komt om iets winstgevend te maken, overleef je het niet. Nu we hopelijk toch kunnen stellen dat er ook een andere en belangrijkere functie van kunst uitgaat, moet winst niet het uitgangspunt zijn. Maar het ontslaat je als kunstenaar niet van de plicht bewust bezig te zijn met het bereiken van een publiek. Je hoeft geen concessies te doen aan dat wat je wilt maken, maar je moet wel weten dat je het nooit alleen voor jezelf mag doen. Het heeft pas waarde wanneer het met anderen gedeeld wordt. Sommige kunstwerken zijn voor een groter publiek interessanter dan andere. Dat is niet erg, dat kan ook niet anders, anders zou je inderdaad alleen pure commercie krijgen. Wat wel erg is, is dat het sommige kunstenaars niet eens lukt om het publiek voor wie hun werk bedoeld is in de zaal te krijgen. Dan doe je iets fout. Hartstikke leuk dat een film als Joy van Mijke de Jong het Gouden Kalf voor Beste Film wint, dat zal ook best een heel goede film zijn, maar het feit dat er maar duizend mensen naar toe zijn gegaan, moet toch wel vragen oproepen. Ik heb het idee dat men in de kunstwereld marketing een vies woord vindt of er vaak geen verstand van heeft.
Arty-farty Concertgebouw
Misschien een beetje een eenvoudig voorbeeld, maar de posters van Het Concertgebouw of het gemiddelde gesubsidieerde toneelstuk zien er echt niet uit. Ze zijn vaak grauw, arty-farty, weinig sprankelend of ronduit saai. Ze trekken de aandacht niet. Dat kan beter, kijk maar naar het artwork van vrije producties: sommigen zouden dat commerciëler kunnen noemen, ik noem het aansprekender. Verpak iets mooi, dat doet niks af aan de inhoud. Ik heb ook meer sjans in een goede spijkerbroek en met een mooi shirt, dan wanneer ik me in vodden hul, die ik meestal bij elkaar raap. Ik heb niet langer de illusie dat het vrouwen in de kroeg niks uit- maakt of ik een beetje aandacht aan mijn uiterlijk besteed heb. Ik bedoel: het is dan wel kwalijk als je het kunstwerk overlevert aan de commercie, maar je mag nadat je dat werk in alle creatieve vrijheid hebt voltooid, wel op een meer commerciële manier nadenken over het bereiken van je publiek. Ik ben van de generatie die dingen “vet” noemt. Een poster moet vet zijn, een trailer moet vet zijn. Een viral (een geheimzinnige digitale reclame) moet ervoor zorgen dat je zin krijgt naar het eigenlijke product te gaan kijken. Het is denk ik slim om als kunstenaar mensen aan je te binden die daar gevoel voor hebben. Voor stijl, voor vormgeving, voor marketing. Laat de zakenwereld de kunsten niet overnemen, maar zorg wel dat je met haar samenwerkt als het gaat om het verkopen van je product. Voor jou is het een creatie waar je ziel en zaligheid in zit, maar het is ook een product dat zijn weg moet vinden naar een publiek.
Er zijn nog totaal onontgonnen gebieden van nieuwe sociale media, die weliswaar wel door veel instellingen gebruikt worden, maar door maar weinig instellingen op een creatieve vernieuwende manier. Gezelschappen hebben een Facebook- of Twitterpagina, maar ja: wie niet? Zorg dat je opvalt! Bevriende studenten van mij, mensen die niet in de kunsten werkzaam zijn maar wel van kunst houden, zijn vaak nauwelijks te vinden in de schouwburg, terwijl ze er best zouden willen komen: hoe komt dat? Doordat ze niet voldoende worden aan- gesproken. We zouden een meer actieve benadering van publiekswerving moeten eisen van de kunstenaar die subsidie ontvangt. Nogmaals: het gaat er niet om dat je een groot publiek bereikt, het gaat erom dat je jouw publiek bereikt en daar alles voor in werking zet.
Maar stel: je maakt al drie jaar enorm mooie performances of doeken, maar niemand die ernaar om kijkt! In dat geval is het niet zo gek, dat je subsidie ophoudt. Het is goed in de ontwikkeling van kunstenaars te investeren, maar als iets zich vervolgens niet ontwikkelt tot een communicatief goed, dan wordt het een bodemloze put. Daar mag de kunstenaar anders over denken, maar dan zal hij gewoon zijn geld moeten ver- dienen op andere manieren, om zodoende zijn kunst te financieren. Je kunt niet eeuwig aanspraak blijven maken op ontwikkelingssubsidie als je niet vooruit blijkt te kunnen komen.
Dit is een fragment uit het pamflet ‘Hart voor kunst‘, (uitgeverij Lebowski) geschreven door Johan Fretz. Het is een pleidooi tegen de culturele kaalslag, maar niet het pleidooi zoals men dat gewend is van subsidietrekkende boeroepers. Naast een pleidooi voor het behoud van subsidie, is het ook een pleidooi voor zelfkritiek binnen de kunst- en cultuursector en een herwaardering van “Kunst” dat voortaan weer gewoon als “kunst” kan worden geschreven. Hart voor kunst is voor 2,50 euro verkrijgbaar bij uw boekhandel maar natuurlijk GRATIS te downloaden op DeJaap (PDF). U krijgt dan wel de drukproef, dus met geheimzinnige tekens voor drukkers, maar dan heeft u het wel meteen gratis in huis. Hart voor kunst is inspirerend en maakt ook de liefde voor kunst wakker in mensen die géén zin hadden om heel lekker gek ludiek te gaan staan schreeuwen op een tochtig pleintje.