In oktober 1966 voegt de illustere Grace Slick (meisjesnaam: Wing) zich bij Jefferson Airplane, waarmee de band haar meest bekende en meest succesvolle samenstelling krijgt. Het tweede album van Airplane, Surrealistic Pillow (1967), bevat de onbetwiste evergreens ‘Somebody to Love’ en ‘White Rabbit’. Eerstgenoemde is geschreven door Slicks huidige echtgenoot Darby Slick, het tweede nummer door Slick zelf en beide nummers werden door The Great Society, de eerste band van het echtpaar die in San Francisco ook vrij bekend was, al uitgevoerd. Alle credits zijn echter bij het veel bekender geworden Jefferson Airplane gebleven. De titel Surrealistic Pillow is bedacht door The Grateful Dead-voorman Jerry Garcia, die het geluid van de plaat omschreef als ‘as surrealistic as a pillow is soft’. Garcia produceerde het album ook gedeeltelijk, al heeft de platenmaatschappij dat altijd min of meer ontkend. Zijn rol is, volgens de albumcredits, die van ‘spiritueel adviseur’ geweest. Het album werd de eerste megahit voor een band uit San Francisco en groeide uit tot een graadmeter van de in de wijk Haight-Ashbury tot wasdom gekomen hippiecultuur.
Zoals het goede hippies betaamde in die tijd, maakte Jefferson Airplane folkrock met een flinke scheut toegevoegde psychedelica. Dat laatste is door volledig uit de hand gelopen doch immer als ‘experimenteel’ bestempeld drugsgebruik ingegeven, uiteraard. Inhoudelijk wist Airplane dankzij een combinatie van schoppen tegen het materialisme en de politieke situatie in Amerika (met name rond het buitenlandbeleid en de Vietnam-oorlog) tegenover een haast surrealistische beschrijving van de eigen, kleine hippiewereld een breed publiek aan te spreken. ‘Somebody to Love’ en ‘White Rabbit’ haalden de Billboard top tien, Marty Balins folkballad ‘Today’ wordt geroemd als een blijvend icoon van dat moment en het album als geheel staat op plaats 146 in de Rolling Stone 500 Greatest Albums of All Time. Waarmee de band zijn kostje gekocht zag en waardoor de grens tussen het idealisme van hun eigen counterculture en de roem en rijkdom van behaald succes ineens heel vaag werd.
Uitbundige vrije seks-promotie
Airplane hield met Afther Bathing at Baxter’s, dat eind 1967 uitkomt, het heft nog wel even in eigen handen. Het album als geheel gooit hoge ogen in de hitlijsten (nummer 17), maar wegens het zware geluid (meer rock dan blues en folk) en de wat meer conceptuele opzet van het album als geheel, worden losse singles van de plaat geen hits. In 1968 levert Crown of Creation nog minder hitsingles op, maar het album is met een zesde plaats in de Billboard Top 100 wel een enorm commercieel succes. De Summer of Love was een jaar eerder, maar de hippiecultuur werkt zich onderwijl naar een hoogtepunt en Jefferson Airplane is daar één van de nationale visitekaartjes van: op het album komen allerlei verwijzingen naar drugsgebruik en het afzetten tegen door de maatschappij gewenste volwassenheid voor, zoals op titelsong ‘Crown of Creation’ en op ‘Lather’. Ook de beruchte omgang met vrije seks wordt bezongen, op ‘Triad’, een nummer van vriend van de band David Crosby, over een triootje. Geinig detail: Crosby schreef het nummer voor zijn toenmalige band The Byrds, maar die band besloot dat het ‘te controversieel’ was. The Byrds namen het nummer wel op, maar het verscheen officieel pas voor het eerst in 1987 onder hun naam. Grace Slick had twintig jaar eerder al geen moeite met eventuele controverse, dus mocht Airplane het liedje hebben van uitbundige vrije seks-promotor Crosby.
In 1969 bereikt de hippiegeneratie haar hoogtepunt, uiteraard in de vorm van het festival Woodstock in augustus. In de chaotische puinhopen van opportunistisch aangepakte organisatie en planning, vieren talloze bands – en een half miljoen aanwezigen – hun vrijheid en eigenzinnigheid, met memorabele optredens van illustere lieden als Janis Joplin, Jimi Hendrix, The Who, Santana, Joe Cocker én Jefferson Airplane. Mensen trippen, neuken en roken zich een weg door het weekeinde. Baby’s worden geboren, het regent en de zon schijnt en de autoriteiten laten het allemaal maar gebeuren omdat je zonder inzet van het leger geen schijn van kans maakt tegen zoveel ongewassen lang haar. En waarom zou je ook? Een hele generatie viert haar bestaan in vrede en zonder noemenswaardige incidenten (hoewel de activist Abbie Hoffman toen al goed in de gaten gehouden werd –al had Pete Townshend van The Who de autoriteiten niet nodig om hem van het podium af te krijgen (audio) tijdens hun optreden).
Nightmare at Altamont
Na Woodstock is er nog het Altamont Free Concert, in december 1969. Daar spelen naast Airplane ook The Grateful Dead en The Rolling Stones. ‘Woodstock West’ eindigt echter in een drama omdat de beveiliging door Hell’s Angels gedaan wordt. Eén incident met een Afro-Amerikaanse jongen eindigt in een steekpartij waarbij hij de dood vindt. In het ontstane tumult wordt vervolgens ook nog iemand verdrukt. Een ongeluk na afloopt levert tenslotte nog twee doden op en Altamont “became, whether fairly or not, a symbol for the death of the Woodstock Nation”, zo zou historicus Mark Hamilton Lyttle een paar jaar later optekenen.
Voor Jefferson Airplane was Altamont een grote deceptie, maar niet het einde van de band. Vlak voor het festival, in november 1969, verscheen Volunteers, het meest politiek beladen album van de groep. Het had voluit Volunteers of Amerikkka moeten heten, maar dat vond platenlabel RCA niet zo’n goed idee. Inhoudelijk was de plaat daar niet minder anti-oorlog en anarchistisch om. In de track ‘We can be together’ zit bijvoorbeeld de zin ‘Up against the wall, motherfucker’, waarmee Grace Slick de eerste persoon wordt die het woord ‘motherfucker’ op nationale televisie uitspreekt. Commercieel wordt het album de vierde top 20-hit voor Airplane, waarmee de moraalridders gelukkig aan het kortste trekken. Het zal echter het laatste wapenfeit betekenen voor de band, want drummer Spencer Dryden verlaat de band in 1970. Na maanden van isolement en het aanmeten van een nieuwe, extreem hippie-verantwoorde levensstijl (met yoga en biologisch eten) verlaat ook oprichter Marty Balin Airplane. Er verschijnen nog twee albums, Bark in 1971 en Long John Silver een jaar later. Beiden gooien hoge ogen in de billboards (respectievelijk nummer 11 en nummer 20), maar intern is het einde van de groep in zicht. Het momentum van de hippiegeneratie is geweest en als Grace Slick tijdens een concert in Duitsland eerst haar rok optilt voor een volle zaal (op zich geen ramp, maar ze droeg geen ondergoed) en daarna haar vingers in de neus van een fan op de eerste rij steekt, ontslaat ze zichzelf. De koek lijkt op te zijn. Toch neemt de verleiding van het commerciële succes alsnog de overhand, want de band begint aan een reeks stuiptrekkingen die de wereld opzadelt met onder andere cultrockhit ‘We built this city’, opgenomen als Starship, een collectief dat nog maar weinig van doen had met het originele Jefferson Airplane.
In het slot volgende week een hoofdrol voor boegbeeld en onderhuidse kracht van de band, zangeres Grace Slick.
Deel 2 van een serie over Jefferson Airplane, een band die vandaag de dag eerder als symbool van een periode in de geschiedenis bestaat, dan als muzikale herinnering. Of kunt u uit uw hoofd drie songtitels opnoemen van dit beroemde hippiecollectief, zonder ‘Somebody to Love’ of ‘White Rabbit’ te noemen? Deel 1 staat hier.