Het is een almaar voortdurende discussie: die over wat oude en nieuwe media nu eigenlijk is, en hoe erg ze dan wel niet verschillen. Met die discussie komt dan uiteindelijk ook de vraag wat “journalistiek” nu precies zijn, waarbij de zelfbenoemde journalisten dan vaak heel goed lijken te weten dat zij in ieder geval “beter” te werk gaan dan die anderen. “Die anderen” hebben het eigenlijk ook maar makkelijk; al sinds de nieuwsvoorziening op internet een beetje op gang begint te komen is het prijsschieten. Wanneer een krant een pijnlijke flater slaat kan er gegniffeld worden om die ene stagiair die niet mag blijven, terwijl de eigen fouten online weggewuifd kunnen worden met “ik doe dit er ook maar bij, gratis”. Zo blijf je online altijd aan de veilige kant en is de oude media standaard de gebeten hond.
Wederzijdse uitsluiting
Het is eigenlijk een klassieke coming of age story, met een gevestigde orde en een nieuwe generatie die zich van een nieuw medium bedient. Die nieuwe generatie móet natuurlijk wel anders zijn, anders is er eigenlijk al helemaal niets nieuw en oud meer. Dit is waar voor beide kampen, want niet alleen willen de nieuwkomers graag beargumenteren dat ze een plek in de (uiteraard nieuwe) samenleving hebben, de oude garde wil ook graag laten blijken dat ze door alle ervaring beter weten hoe ze met de materie (voor het gemak ‘nieuws’) om moeten gaan. Daarom hebben we het steeds over de beiden soorten media, ook voor een buitenstaander is het wel zo handig de verschillende bewegingen een beetje vast te leggen.
Zo hebben de oude media het nog steeds niet begrepen en zijn de nieuwkomers allemaal bloggers. Wanneer er gewezen wordt op een faux-pas in de krant, duidelijk subjectieve artikelen of een gebrek aan hoor-en-wederhoor dan is dit volgens de journalisten al gauw “toch geen echte journalistiek”. Een flater is een fout die buiten de eigenlijke beroepsuitoefening staat en er op de een of andere manier nooit een gevolg of onderdeel van is. Tellen we daarbij alle uitgaven op die bij navraag “geen echte journalistiek” zijn, dan blijven we met wel een enge groep journalisten over. De nieuwe groep, geholpen door het feit dat menig SvJ-student door rolt naar een bedrijfsblaadje, ziet ook wel erg graag alles dat op een dode boom verschijnt als journalistiek en dan zijn de afwijkingen van de ‘regels’ legio. Op die manier blijven de beide kampen zorgvuldig gescheiden, iets dat de beide groepen eigenlijk uitstekend uit komt.
Facts checken
Een van de hoofdargumenten van het “oude kamp” is dat al die nieuwe “snelle” jongens geen feiten checken, of aan hoor-en-wederhoor doen. De vraag is of dit wel een echt verschil is, of dat er misschien sprake is van enige misleidende elementen in dit verhaal. Zo is het andere kamp er altijd snel bij om er op te wijzen dat het geen principiële keuze is maar dat zij, onbetaald, hier nu eenmaal geen tijd vrij voor kunnen maken. Van de andere kant zijn ‘bloggers’ die expert zijn op een bepaald gebied vaak beter geïnformeerd dan een dagbladjournalist die over hetzelfde onderwerp moet schrijven. Wanneer je het het risico van enige bias voor lief neemt, kun je dan soms een veel diepgaander verhaal krijgen van iemand die geen ‘professional’ is op het gebied van verslaggeving, zonder misbruik van vaktermen. (Een bekend voorbeeld is de procent versus procentpunt.) Het feit dat beiden vaak ethische afwegingen maken doet overigens weinig aan af dat ‘broodschrijvers’ inderdaad betaald krijgen en het zich dus, in theorie, vaker kunnen veroorloven het een en ander na te gaan. Op deze manier hebben ze wel degelijk de mogelijkheid anders verslag te doen dan ‘burgers’.
Die bloggers
Alle hoor en wederhoor ten spijt worden er nog dagelijks flaters geslagen in de journalistiek. En het zal ook niet de eerste keer zijn dat men in die ene hoax van een half jaar geleden trapt. Voor een buitenstaander is het dan moeilijk te begrijpen waarom dit niet part of the job zou zijn, geen schande, maar gewoon iets dat voor kan komen. En journalistieke onafhankelijkheid is een mooi streven, maar lijkt in de praktijk een onmogelijkheid omdat je als verslaggever natuurlijk ook midden in de wereld staat en in die wereld publiceert. ‘Die bloggers’, hebben dan weer vaak geen beelden, bij toeval mensen ter plaatse of anders helemaal niet en zullen wellicht de baas zijn tijd moeten opsnoepen wanneer ze nog iets na willen bellen.
Uitzonderingen daargelaten staan, zeker beginnende, journalisten niet bekend om hun topsalaris, terwijl steeds meer bloggers juist betaald krijgen voor hun schrijfkunsten. Dat stelt hen dan in staat ineens wel meer tijd te besteden aan een artikel en wat is dan dat bloggen nu helemaal nog precies? Het slaat blijkbaar niet op een onbetaalde, ideële stroming, wat dan over blijft is de vorm. Maar die vorm is ook niet eenduidig, ondanks de term ‘bloggers’ hebben websites een veelvoud aan vormen. Wanneer begint een blog en eindigt een krant? Is dat bij Geenstijl, DeJaap, Joop… ? Oude- en nieuwe media zijn een gemaakt onderscheid, waarin we elkaar wegzetten in twee kampen die in werkelijkheid een divers spectrum beslaan. Natuurlijk zijn er mensen die het internet beter ‘snappen’ dan andere, maar dat onderscheid ligt niet bij journalistiek, dode bomen of ‘sociale media’, en al helemaal niet bij bloggers.
Gyurka Jansen is wekelijks over internet te horen op Radio 1 en geeft training en advies over nieuwe media en marktonderzoek.