Zeker na het Diginotar-debacle staat binnen de Nederlandse overheid ‘ICT’ overal op de agenda. Het bewustzijn dat er ‘iets’ is, is er zeker en in sommige gevallen zou je zelfs kunnen zeggen dat ICT hoog op de agenda staat. Dat betekent echter niet dat er ook echt iets gebeurt. Sterker nog: binnen de stroperige overheidsmachine lijken wetgeving en eigen ICT trajecten soms langzaam vast te lopen, een zure overeenkomst met menig computersysteem.
Minister Spies van Binnenlandse Zaken staat een hoop vragen te wachten over de voortgang van het proces waarbij bij de gemeenten de systemen worden doorgelicht op mogelijke lekken. Sharon Gesthuizen, Tweede Kamerlid van de SP, heeft al aangekondigd een extra debat te willen om de achterstallige werkzaamheden aan te kaarten. Het is hier overigens niet zo dat de minister per se moedwillig zaken laat liggen, maar na de grotere steden komt het hele proces nu in het drijfzand van de kleinere lagere overheden. Op één gemeente na is de eerste urgente doorlichting compleet, maar de uitgebreidere ’assessment’ kan wel eens veel langer gaan duren.
De last van alle verschillende gemeentelijke systemen wordt nu pijnlijk duidelijk, zeker wanneer Spies aangeeft dat een mogelijke motie allemaal leuk en aardig is, maar er simpelweg geen mankracht is om alles sneller te laten verlopen. In procesmanagement-taal betekent dat meestal dat het anders enorm veel geld gaat kosten. Het is – ‘Nederland Kennisland’ ten spijt – echter ook al jaren zo dat de markt van specialistisch personeel uiterst krap is, dus het is heel goed mogelijk dat zelfs een extra zak geld niet eens veel zou gaan helpen. De diversiteit van alle systemen lijkt zich nu keihard te doen gelden en het hele assessment-proces is ’grinding to a halt’ zoals de Engelsen dat zo mooi uitdrukken.
Op het gebied van beleidsvoering snellen de technologische ontwikkelingen ook nog steeds voort terwijl de overheid nog tot beleid moet komen. Het os hier wederom niet het geval dat de overheid als een blinde niets in de gaten heeft. Bij monde van minister Opstelten moet ze echter wel toegeven dat het nu eenmaal tijd kost om beleid op het gebied van bijvoorbeeld cybercrime te maken. Met het beleid rondom opsporingsbevoegdheden bij cybercrime wil de minister overigens wel voortsnellen, als we dat woord hier kunnen gebruiken, en voor het zomerreces tot actie overgaan. Hier zal de minister dus niet wachten op Europa, al kun je je afvragen wat er dan in dat zomerreces gebeurt waar ministeries zich dan weer later op moeten richten.
Dat ontwikkelingen in de praktijk soms sneller gaan dan de overheid kan bijbenen is op zich geen nieuw gegeven. Sowieso kan men doorgaans pas beleid maken op iets dat zich eerst in de praktijk heeft voorgedaan. Op het gebied van ICT blijkt echter duidelijker dan ooit dat ontwikkelingen en nieuwe uitdagingen sneller opkomen dan dat de processen binnen de overheden zelf verlopen. Versnipperde systemen en een stroperig apparaat helpen daarin ook niet. Het feit dat ten tijde van bezuinigingen een gebied als dit, waarin ook de nationale veiligheid deels op het spel staat, eigenlijk een pot geld en mankracht nodig zou hebben doet het natuurlijk ook nergens echt goed. Zo kan staatssecretaris Teeven met to-the-point beleidsvoorstellen komen waaraan bij invoering alsnog geen uitvoering kan worden gegeven. Complexe internationale vraagstukken, een voortsnellende sector, bezuinigingen en een unieke kabinetssamenstelling maken het voor Nederland op dit moment erg mogelijk ook maar te proberen het gegeven “overheid en ICT” in goede banen te leiden.
image: public domain