Een ideaalbeeld. Een synagoge en een moskee vredig zij aan zij. Het is mogelijk. In Paramaribo staan de twee religieuze gebouwen in alle rust in de Keizerstraat. Niet alleen de gebouwen, maar ook de mensen leven zonder problemen bij elkaar. Althans, dat is het beeld wat iedereen van dit ‘wereldwonder’ heeft. In Israël kunnen ze het niet, maar in Paramaribo wel. Maar is dit wel zo verwonderlijk? Want de joodse gemeenschap is klein, en de diensten in de synagoge zitten amper vol.
Gratis parkeren
Een voorbeeld van de gesmeerde samenwerking zijn de parkeerplekken. Als de moslims op vrijdagavond naar de moskee gaan voor het gebed, mogen ze hun auto geheel gratis neerzetten op de parkeerplaats achter de synagoge. Aardig van de joodse gemeenschap, maar aan de andere kant, ze hebben toch ruimte genoeg.
Een dienst in de Nederlands-Israëlitische synagoge Ne Ve Shalom heeft tien mannelijke deelnemers nodig, wil de volledige dienst doorgaan. Dit aantal is al bijgeschaafd: nu zijn er zeven mannen en drie vrouwen nodig om de dienst te houden. Bij weinig animo op de zaterdagochtend duurt de dienst slechts een uur. Het komt vaak voor dat de voorganger het gebed start en dat er maar één gelovige in de synagoge zit.
Aan de geluiden van de moskee tijdens het ritueel gebed storen de buren zich niet. “Daar hebben ze aan de overkant bij de synagoge geen last van,” zegt imam Sheikh Alibaks Moh Inaijt, aanhanger van de Lahore Ahmadiyya Beweging. “Geen probleem.” Terwijl het oproep tot gebed uit de minaret door de straat galmt, klinkt de zang door de dienst in de synagoge heen. Bij een druk bezochte synagoge zou dit waarschijnlijk storend zijn, maar het deert deze kleine joodse gemeenschap niet.
In Israël gaat het om land
Volgens de voorganger van de synagoge, Jack van Niel, zijn er andere redenen. Volgens Van Niel maken ze in Israël geen ruzie om het geloof: “Ik denk dat het meer gaat over het land Israël. Hier in Suriname hebben we geen land om over te vechten.” Van Niel vindt het een heel andere situatie. Hij is niet in Israël geboren en weet daarom niet hoe de mensen zich daar voelen. “In Suriname leven wij niet onder druk, maar in vrijheid. Als je in zo’n situatie als wij leeft, is het ook niet nodig om haatgevoelens te creëren voor een ander. Het heeft geen zin als mens om vijanden te hebben.”
Toch beseft hij wel dat de strijd in Israël effect heeft op de relaties tussen joden en moslims wereldwijd. Ook in Suriname voelen ze er wel wat van. Maar dat heeft geen effect op de omgang tussen de twee religieuze groepen. “We leven hier onderling ‘vredelievend’. Als de moslims een feest houden gaan we daar naartoe en andersom. Dat is de belangrijkste boodschap: Wees lief voor elkaar!”
“De Koran is ons wapen”
Ook imam Inaijt is het met Van Niel eens. “Al die zelfmoorden in het Midden-Oosten, dat mag niet van de Koran. Met een wapen rondlopen trouwens ook niet,” zegt hij. “Ze hebben de tekst uit de Koran te letterlijk genomen, en dat is juist ons wapen. In de Koran staat dat we elkaar moeten respecteren. Welk geloof dan ook.”
Dat de goede omgang alleen zou komen doordat de joodse gemeenschap in Suriname nog maar 150 gelovigen kent, ontkent voorganger Van Niel. Hij denkt dat het voornamelijk te maken heeft met opvoeding. In Suriname groeien alle religieuze groepen bij elkaar op. Ze worden niet van elkaar gescheiden. “Je leert elkaar kennen op die manier.”
Broederschap
Suriname telt 20.000 moslims tegenover 150 joden. Het kleine aantal joden moet zich staande houden in een leven vol beperkingen. Omdat er nog maar zo weinig joden zijn in Suriname is de maatschappij er niet voor ingericht. Koosjer eten is lastig te krijgen, en er is weinig geld om de houten gebouwen te onderhouden.
De joden en moslims zijn al sinds de jaren ’30 buren. Toen de eerste houten moskee er kwam, was er geen enkel bezwaar van de joodse kant. Later, in 1984, is de moskee herbouwd tot het stenen gebedshuis wat er nu staat. Imam Inaijt wijst door het raam naar de synagoge. “Kijk, het ziet er toch prachtig uit,” zegt hij. “Wij vormen een broederschap. Waarom zouden wij moeten vechten? In religie is er geen dwang.”
Karlijn de Splenter en Simone Taks studeren journalistiek aan de Fontys Hogeschool Tilburg. Onder de titel Xenofilie publiceert DeJaap stukken van studenten die op journalistieke reis in het buitenland zijn geweest.