Wat voorafging:
Sjoerd en Simon zijn in de Provence om een nieuwe klimroute te openen. Na een uit de hand gelopen avondje drinken eindigde Simon met Jenna aan de oevers van een bergmeer.
Het zilveren maanlicht spetterde van het rimpelloze wateroppervlak. Jenna nam een slok wijn en gaf me de fles. ‘Zullen we gaan zwemmen?’ Ze stond op en stroopte de strakke klimlegging van haar slanke benen. Haar mouwloze hemdje bleef haken achter de klem waarmee ze haar dikke rode haar had opgestoken. Een beha droeg ze niet. Ik bekeek haar van top tot teen, ademloos.
‘Hé Simon, help eens even, wil je?’
Niet eens heel onhandig bevrijde ik haar uit het hemdje. Ze glimlachte naar me en liet haar slipje van haar billen glijden. Toen ze langzaam het water in liep, kon ik alleen maar staren. Ik dacht niet eens aan seks, zo hypnotiserend werkte haar fysiek.
‘Kom je?’, riep ze over haar schouder, en langzaam liet ze zichzelf in het koele, pikzwarte water glijden.
Ik zwom naar haar toe, niet meer dan een meter of tien uit de kant, maar het was daar al zo diep dat we er niet konden staan. Ze verstrengelde zich in mij terwijl ik ons watertrappelend voor de verdrinkingsdood behoedde, en we zoenden tot de verzuring toesloeg. Ik trok haar mee terug naar het kleine strandje, waar ik haar zo traag mogelijk afdroogde en toekeek hoe ze zich behaaglijk nestelde in de bescherming van de slaapzak. Ik kroop tegen haar aan, de koelte van het bergmeer voelbaar in haar gladde huid tegen mijn borst, en druppelde voorzichtig de laatste wijn in haar mond. We kusten, namen de lepeltjeshouding aan alsof we al jaren getrouwd waren, en vielen tegelijk in slaap.
Zelfs in de schaduw van de hoge cipressen bij het meer was het al warm toen ik wakker werd. Sjoerd zat op zijn knieën naast me en gebaarde naar de slapende Jenna in mijn armen.
‘Hebben jullie…?’, fluisterde hij.
‘Eh, nou eh… Nee.’
‘Je lult.’
‘Nee, eerlijk waar, ik heb het niet eens geprobeerd. Kwam niet in me op, ik zweer het je.’ ‘Ik geloof je niet. Vanwege Rebecca? Die hoeft er toch niks van te weten?’ Van een fluisterende toon was nu geen sprake meer. ‘Hoor eens, mij hoef je niks wijs te maken. Ik zal heus niks tegen haar zeggen. Maar ik ben toch zeker niet gek of zo? Toen ik je vanmorgen niet op de camping vond wist ik het al. Ik zag haar gisteravond al zo naar je kijken en jij hebt de ruggengraat van een naaktslak, dus het was niet moeilijk te raden dat jullie samen ergens een knus plekje hadden opgezocht. En jawel, here you are. Dus ga jij even lekker iemand anders in de zeik nemen.’
Volledig naar waarheid bleef ik ontkennen, maar dat had weinig zin. In Sjoerds wereld was het simpelweg onmogelijk met een mooie vrouw te slapen zonder elkaar de lucht uit de longen te neuken.
‘Even wat anders. Waarom heb jij geen moddervette kater?’
‘Ha! Marie-Claire heeft een uitstekende EHBO-kit. Panadol, ibuprofen en codeïne. Ik voel me prima.’
‘Tag Sjoerd, wie geht’s?’ Jenna kwam overeind in de slaapzak. Ze kuste me en glimlachte naar Sjoerd. ‘Dat jij al wakker bent… Waanzin! Geen kater?’ Loom rekte ze zich uit, raapte haar slipje en haar hemdje bijeen en kleedde zich op haar gemak aan.
‘En jij hebt helemaal niks…’, probeerde Sjoerd nog een keer. ‘Ach, pleur op, ik geloof er geen ruk van. Ik ga even boodschappen doen. Zie je zo wel op de camping, oké?’
Hij was al terug en had de tafel gedekt. Verse croissants, stokbrood, vleeswaren, kaas, eieren, fruitsappen, glazen, borden en bestek. En kokosbrood natuurlijk.
Al sinds het eerste jaar dat we in Orgon kwamen, haalden we onze boodschappen bij de piepkleine alimentation in het dorp. De uitbater was een tanig oud mannetje, dat het grootste deel van de dag op het dorpsplein voor zijn winkel jeu de boules speelde met zijn al even tanige dorpsgenoten. Hij verkocht kokosbrood. Ellendige plakjes zoetigheid die je thuis nooit in je mandje zou gooien, maar die op vakantie om volstrekt duistere redenen een uitheemse delicatesse lijken. Zoals van bijna alles in zijn winkel, had hij ook van het kokosbrood maar een bescheiden voorraad, wat ons ertoe bracht hem iedere ochtend jolig te vragen om “ál zijn kokosbrood”. Tot hij na ruim een week van dagelijks hetzelfde ritueel, met de gulle lach van de overwinnaar, een verhuisdoos op de balie plantte, tjokvol kokosbrood.
Alsof ze in de rij had gestaan bij de voedselbank viel Jenna aan op het ontbijt. ‘Ik wil jullie niet in de weg lopen’, zei ze tussen haar tweede en derde croissant. ‘Ik bedoel, met al die plannen voor jullie nieuwe route. Dat is zó gaaf, dat moeten jullie echt doen! Als ik Panda wakker kan krijgen gaan we een nieuwe tent kopen.’
Sjoerd keek een beetje moeilijk naar zijn slippers. Jenna lachte, met een onbevangen blijheid waar uitsluitend slachtoffers van zouden komen. ‘Simon betaalt wel. Vannacht.’
Morgen aflevering 4 van het zomerfeuilleton: Rozemarijn en Tijm
Tim Notten werkt aan een boek en blogt onder meer op zijn site www.bezijdendewaarheid.nl. Hij is te volgen op Facebook en op Twitter