K*t is een klein woordje met uitzonderlijk grote grammaticale mogelijkheden: het kan net als ‘rot’ zelfstandig naamwoord, scheldend voorvoegsel, bijvoeglijk naamwoord, bijwoord en werkwoordstam zijn. Bovendien gedraagt k*t zich in die hoedanigheden anders dan de tegenhanger l*l. Dat laatste vermoedelijk omdat k*t! een explosief karakter heeft. En dat al vier en een halve eeuw.
K*t- als voorvoegsel
K*t is een zogenaamd confix volgens de nieuwste taalkundige theorieën. Zo zijn k*t- en l*l- confixen in de volgende voorbeelden: Wat een k*t-streek! Hij hield een l*l-praatje. De toevoegingen zijn duidelijk laatdunkend bedoeld, waarom ze ‘pejoratief’ heten. Aangezien k*t- voor elk gewild zelfstandig naamwoord geplaatst kan worden en l*l- niet, is k*t- samen met rot- de onbetwistbare aanvoerder van de categorie pejoratieve confixen in het Nederlands. Dat u het maar weet.
K*t- en l*l- stammen uit het idioom van wat de schaamstreek heet, terwijl de gebruikers van deze scheldwoorden daaraan in het merendeel van de gevallen helemaal niet denken. Dat pleit voor een typering als confix: in deze rol hebben ze een afgeleide, figuurlijke betekenis. Net als het voorvoegsel rot-. Als iemand zegt, ‘Wat een rotjoch!’, denkt hij niet aan een rottende jongen, maar aan een joch dat niet deugen wil. Als iemand uitroept ‘Wat een k*t-streek!’, denkt hij niet aan het peri-vaginale gebied, maar wil zijn afkeuring over een slechte daad lucht geven. Als iemand spreekt over de rotschimmel, kan hij de plantenziekte botrytis cinerea die rot veroorzaakt bedoelen, maar waarschijnlijk spreekt hij met minachting over een schimmel van welke soort dan ook.
K*t en l*l als werkwoord
K*t- en l*l- kennen inmiddels net als hun minder omstreden broertjes rot- en nep- hun eigen werkwoord; ‘iets verk*tten’ is een grovere variant van het oudere ‘iets verkloten’. Overigens is verk*tten zelf weer geaffigeerd om een lijdend voorwerp toe te laten: “iets k*tten“ bestaat niet, net zo min als be-k*tten of ont-k*tten. Opvallend is dan wel weer dat ‘iets verl*llen’ (nog) niet bestaat. Hoe l*llen tot de algemeen gebruikte betekenis van ‘niets zeggen’ is gekomen? Ik gok op betekenisassimilatie op grond van de klank met lallen. Met de klank van k*t! is dat een heel ander verhaal en dat heeft grammaticale gevolgen.
Prachtig ook is de constructie met zitten of lopen, waarmee tijdsduur wordt aangegeven: ‘Je hebt weer aan lopen k*tten!’ ‘Hij zat maar wat te l*llen.’ Deze duratieve vorm mag naar inhoud tamelijk plat zijn, grammaticaal en idiomatisch is ze oer- en oer-nederlands: geen andere taal gaat zo aan de wandel.
K*t als bijvoeglijk naamwoord
‘Wat een k*t-muziek!’ is inmiddels door velen geaccepteerd, maar kan k*t zich ook als echt bijvoeglijk naamwoord gedragen? Kan het een -e krijgen? ‘Wat een k*tte muziek!’ Of opvallender: ‘Dit is wel de k*tste muziek ooit!’ De laatste zin doet het wel goed bij studenten, maar in Van Dale zal hij niet staan. Gelukkig is Van Dale ook niet de maatstaf aller dingen; al wordt de vormen ‘k*tte’ of ‘k*tter(e)’ of ‘k*tst(e)’ niet vaak gebruikt, ze passen volstrekt in het Nederlandse patroon voor bijvoeglijke naamwoorden.
Bij l*l gaat deze vlieger niet op; ook hier is k*t beduidend flexibeler dan l*l: ‘l*lle woorden’ kan niet. Achter l*l moet dwingend –ig geplaatst worden: “l*llig” is bijvoeglijk: lullige woordjes, lulligere praatjes en het lulligste gezwam – allemaal goed Nederlands.
Waarom is ‘k*ttig’ niet het algemeen gebruikte woord? De grammatica van dat woord is in de basis duidelijk: bijvoeglijk naamwoord. Dan zou het zich net gedragen als het woordje ‘rottig’. Maar ‘rot’ speelt een beetje vals: een rotte appel heeft geen rottig karakter, terwijl een hap van de rotste appel heel rottig, dus k*t, uitpakt voor de appeleter. ‘K*ttig’ komt niet vaak voor. Waarom niet? Ik gok op de spetterend afgesloten plofklank: zo’n emotionele woordexplosie in het zachte gehemelte (het velum) met een harde t laat zich niet afzwakken tot iets l*lligs. Waar de l wat doormurmelt, briest k*t een absoluut stopgebod.
Samenvattend, k*t heeft een bijzonder grote idiomatische productiviteit en grammaticale flexibiliteit. Zijn oorsprong als aanduiding van het vrouwelijk schaamdeel staat zelfs verwensingen van mannelijke personen niet in de weg: ‘K*t – papa!’ Of: ‘Die man van jou, die is echt k*t!’
Zoiets opmerkelijks moest eens opgeschreven. Het Woordenboek der Nederlandsche Taal vermeldt: ‘Die cutt kussen’ als een ‘beschrijving van de favoriete bezigheden van een groep 16de eeuwse studenten.’
Dit is een ingezonden taalkundige column. De auteur stond er op de woorden ‘kut’ en ‘lul’ te vervangen voor ‘k*t’ en ‘l*l’. Bij dezen.